Het Slotje: adellijk huis Lanckvelt

Veel oude kaarten uit de 16de en 17de zijn vaak niet gedetailleerd en bevatten vaak alleen de belangrijkste beken en doorgaande wegen, terwijl de dorpen alleen worden weergegeven als er een kerk of kasteel staat. Dorpen worden dan veelal aangegeven door eenzelfde symbool van een kerk of een kasteel. Bij het dorp Gemert staan op een aantal van dergelijke kaarten niet één, maar twee kastelen aangegeven. Met het ene kasteel wordt het Gemertse kasteel van de Duitse Orde bedoeld. Bij het andere kasteelsymbool staat bijgeschreven “huis Lanckvelt” of gewoon “Lankvelt”. Het feit dat het huis Lanckvelt afzonderlijk staat ingetekend op kaarten uit die periode geeft aan dat het niet ging om zomaar een groot huis, maar dat het betreffende gebouw kennelijk het aanzien en het belang had van een kasteel. Voor de eigenaren en bewoners van het huis Lanckvelt zal ook hebben gegolden dat het een voorname familie betrof met veel aanzien en kennelijk ook met de nodige financiële middelen.

Fragment kaart van de Meierij, met daarop in Gemert, naast het kasteel, ook het huis Lankveld.

Uit de bronnen wordt duidelijk dat de eigenaren tot in de 17de eeuw leden waren van de familie Van Lanckvelt. Meerdere generaties Goyart van Lancvelt zijn achtereenvolgende eigenaren. De meeste Jonkers van Lanckvelt, zoals ze vaak werden aangeduid, waren schout van Gemert en hadden naast het huis Lanckvelt nog meerdere bezittingen zowel binnen als buiten Gemert.

De familie Van Lanckvelt stierf aan het eind van de 17de eeuw uit, terwijl het huis al enige tijd door andere families werd bewoond. De naam Huis Lanckvelt verdwijnt dan ook uit de bronnen, terwijl tegelijkertijd als aanduiding van hetzelfde huis de naam Het Slotje zijn intrede deed. Tot in de twintigste eeuw werd deze naam gebruikt voor de plaats waar het oude kasteeltje stond en waar daarna twee boerderijen verschenen. Bij de bouw van de woonwijk Molenbroek werden deze boerderijen gesloopt. Het Slotje is alleen blijven voortleven in een straatnaam in de wijk Molenbroek, die in de buurt van het voormalige Slotje werd aangelegd.

Dat het huis Lanckvelt een aanzienlijk en voornaam gebouw was blijkt niet alleen uit het voorkomen als een kasteel op oude kaarten. A.C. Brock maakte een tekening van het gebouw in de jaren 1820/1825 (noot 1).

Dat het huis Lanckvelt een aanzienlijk en voornaam gebouw was blijkt niet alleen uit het voorkomen als een kasteel op oude kaarten. A.C. Brock maakte een tekening van het gebouw in de jaren 1820/1825 1.

De vorm en de hoogte van het gebouw met de bijbehorende bijgebouwen wijzen duidelijk in de richting van een aanzienlijk bezit, terwijl op dat moment de glorietijd van het huis Lanckvelt al achter de rug is. Op dezelfde tekening is ook duidelijk een stuk van een gracht aanwezig. Op de oudste kadasterkaart van ca 1830 van de omgeving van Het Slotje is eveneens een groot stuk gracht ingetekend. De gracht vormt op dat moment geen omsloten terrein meer, wat voorheen wel het geval is geweest.

De familie Van Lanckvelt

De Jonkers van Lanckvelt waren leden van een adellijke familie, een jongere tak van de familie Van Erp. De familie Van Erp voerde als wapen een van zilver en rood geblokt schuinkruis op een zwart veld. Het huidige gemeentewapen van Veghel is hieraan ontleend. De familie van Lanckvelt voerde hetzelfde wapen, maar voegde er in het schildhoofd een penning of koek aan toe. Wapens van leden van de familie Van Lanckvelt zijn bekend omdat zij als schepen van de stad Den Bosch meerdere schepenacten van hun zegel hebben voorzien.

Schepenzegel van Goyart van Lanckvelt uit 1453. (http://www.kuijsten.de/zegels/z019.html#223)

De familie Van Lanckvelt heeft zijn oorsprong in Erp. De oudst bekende Van Lanckvelt is Leunis van Lanckvelt, zoon van Peter Leunis van Erp. Leunis van Lanckvelt is in 1379 schepen van Den Bosch. Hij is ook leenman van de hertog van Brabant voor het leengoed Lankvelt, dat in Erp ligt. We zien hier het in de middeleeuwen veel voorkomend verschijnsel dat iemand zijn familienaam ontleent aan het belangrijkste bezit dat hij heeft. Het goed Lanckvelt in Erp was al langer in bezit van de familie Van Erp, maar Leunis was de eerste die zich hiernaar heeft genoemd. Opvolger als leenman van het Erpse Lanckvelt was Leunis’ broer Goyart Peters van Lanckvelt. Ook hij en zijn opvolgers noemden zich naar het leengoed Lanckvelt 2.

De kleinzoon van deze Goyart van Lanckvelt, ook Goyart geheten, huwt met Jenneke van Gemert, dochter van Goyart Diederikszoon van Gemert en komt daardoor in Gemert terecht. Hij blijkt de bouwer te zijn van het huis Lanckvelt in Gemert. Dit huis Lanckvelt in Gemert moeten we dan ook niet verwarren met het leengoed Lanckvelt in Erp.

Samengevat: het leengoed Lanckvelt ligt in Erp en is de naamgever van de familie Van Lanckvelt. De familie Van Lanckvelt bleef tot in de 17de eeuw leenman van dit hertogelijk leengoed. Nadat leden van de familie van Lanckvelt in Gemert een nieuw adellijk huis voor zichzelf bouwden kreeg dit de naam “Huis Lanckvelt”, genoemd naar de familie die het bouwde en bewoonde.

De bouw van het huis Lanckvelt

Goyart van Lanckvelt, de echtgenoot van Jenneke van Gemert, was in veel opzichten de erfgenaam van de Van Gemerts. Van de vier zonen van Diederik van Gemert, die in 1366 de heerlijkheid Gemert overdraagt aan de Duitse Orde, blijft alleen de jongste zoon, Goyart van Gemert, in Gemert actief. Na de ruzies van de Van Gemerts met de Duitse Orde zien we Goyart van Gemert optreden als stadhouder van de commandeur van Gemert. Goyart’s schoonzoon Goyart van Lanckvelt neemt een aantal goederen over van zijn schoonvader 3. In 1453 en 1454 blijkt Goyart van Lanckvelt schepen van de stad Den Bosch te zijn.

Goyart van Lanckvelt was dus een belangrijk persoon zowel binnen als buiten Gemert. Bij een belangrijk persoon hoort een belangrijke woning. In 1442 verkoopt Goyart van Lanckvelt, zoon van wijlen Peter, man van Jenneke dochter van Goyart van Gemert, een cijns van 6 mud rogge aan Lodewijk van Helmont, natuurlijke zoon van wijlen heer Jan van Berlaer, heer van Helmond en Keerbergen gaande uit zijn hoeve Ten Hogen Aarle en uit een huis met bijbehorende hof, weiden en akkerland, waarvan de belendenden zijn: Arnt Vrient van Beke, Henrick Arnts en de weg genaamd de Beverdijck 4. Uit latere stukken blijkt dat dat laatste huis later genoemd gaat worden “het huis Lanckvelt”. Immers van het huis Lanckvelt wordt anno 1495 vermeld over de ligging: “neven erfve Dyrck van Driell en erve Teuwen Denis, de Beverdijck en die Deelstraet” 5. Dirk van Driel was leenman van het goed Ter Beverdijck dat aan het huis Lanckvelt grensde. Dirk had het uit de nalatenschap van zijn schoonvader Arnt Vrient van Beek. Toen in 1443 deze Arnt Vrient van Beek het goed Ter Beverdijck in leen kreeg werd Goyart van Lanckvelt vermeld als zijn buurman 6. Uit het bovenstaande blijkt dat in 1442 het huis Lanckvelt al bestond en dat Goyart van Lanckvelt de eigenaar was.

In de lijsten van erfpachtgoederen van de Duitse Orde wordt het huis Lanckvelt ook genoemd. Daaruit blijkt dat de Van Lanckvelts vanwege het bezit van het huis aan de Deelstraat een belangrijk deel van de erfpacht van het goed Ter Watermolen moeten betalen 7. Hieruit blijkt dat het huis Lanckvelt een afsplitsing is van dit goed. Het goed Ter Watermolen wordt in 1407 door de Duitse Orde in erfpacht uitgegeven aan Gherit Steynken. Bij die uitgifte is nog geen sprake van andere huizen of gebouwen als onderdeel van Ter Watermolen. Het goed Ter Watermolen blijkt op dat moment ook direct te grenzen aan het goed van Lucas van Beek, de vader van de hierboven genoemde Arnt Vrient van Beek, en op dat moment eigenaar en leenman van het goed Ter Beverdijck 8. Het huis Lanckvelt moet dus na 1407 zijn afgesplitst van Ter Watermolen. Gezien de vermeldingen van Goyart van Lanckvelt zal hij tussen 1430 en 1435 zijn gehuwd met Jenneke van Gemert. We mogen aannemen dat de bouw van het huis Lanckvelt in diezelfde periode heeft plaatsgevonden.

De jonkers Van Lanckvelt

Het huis Lanckvelt werd door meerdere generaties Van Lanckvelt bewoond, die opvallend genoeg allen de voornaam Goyart hadden. Het gaat te ver om in het kader van dit artikel de genealogie van de Van Lanckvelts te beschrijven. We zullen ons beperken tot de bewoners van het Huis Lanckvelt 9. Eén uitzondering daarop: de Gemertse humanist Georgius Macropedius, in gewoon Nederlands Joris van Lanckvelt, was een kleinzoon van Andries van Lanckvelt, één van de bastaardkinderen van Goyart van Lanckvelt, de bouwer van het Huis Lanckvelt 10.

Goyart Peters van Lanckvelt, de bouwer van het huis Lanckvelt, moet omstreeks 1475 zijn overleden. Zijn zonen Peter en Goyart van Lanckvelt treden kort daarop (begin 1476) op als “bemiddelaar” bij de overdracht van de restanten van het domeingoed van de Van Gemerts, bestaande uit het Hooghuis en het bijbehorende Hofgoed. Samen met andere familieleden kopen zij delen van de kern van dit Gemertse domeingoed op om het daarna in zijn geheel te verkopen aan mede-erfgenaam Henrick Celen. In 1484, na de dood van Henric Celen, gebeurt dat nogmaals. Goyart Goyarts van Lanckvelt koopt de goederen afkomstig van Henrick Celen om ze vervolgens door te verkopen aan Leunis van de Velde 11. Goyart van Lanckvelt was van 1474 tot 1488 schout van Gemert. In 1479 wordt hij eigenaar van het huis Lanckvelt genoemd. In 1505 is hij overleden. Hij was gehuwd met Liesbeth Peters van Arkel. Hij had daarna bij Ermgard Jan Wolfs een aantal natuurlijke kinderen, die deels door een later huwelijk deels gewettigd werden. Zijn oudste zoon Goyart Goyarts van Lanckvelt was de derde achtereenvolgende eigenaar van het huis Lanckvelt. Hij was gehuwd met Lucia (Sijke) Willems en overleed in 1531. Zijn zoon Peter van Lanckvelt volgde hem in dat jaar op als leenman van het goed Lanckvelt in Erp en het goed Haenvelt in Veghel. In 1535 overlijdt Peter, waarna zijn broer Goyart leenman wordt12. Na Goyarts dood hertrouwde Sijke Willems met een andere Gemertse notabele, Jan Valks.

De vierde opvolger in het Huis Lanckvelt was jonker Goyart Goyarts van Lanckvelt de Oude. In 1598 treedt hij in de Gemertse schepenprotocollen op als 75 jarige getuige. Maar in het Gemertse schepenprotocol van 20-4-1536 wordt gezegd dat hij dan 14 jaar is. Hij zal dus in 1522 zijn geboren. Hij overleed voor 1608 en in 1615 wordt Hilleke Jan Gelis zijn weduwe genoemd. Hij is de vader van nummer vijf: jonker Goyart Goyarts van Lanckvelt de Jonge, die ca 1558 geboren zal zijn.12a De jonge Goyart blijkt gestudeerd te hebben in Den Bosch, Douai en Luik en is van 1591 tot 1620 schout, superintendent en rentmeester van de heerlijkheid Heeze en Leende13. In die periode woonde hij niet op het Huis Lanckvelt. In 1591 wordt immers in Geldrop geboren “de eerste dochter van onze schout Godefridus van Lankvelt”. Uit de leenverheffing van het Erpse goed Lanckvelt in 1633 blijkt dat hij na zijn schoutsambt toch weer naar Gemert terugkeerde. Dat blijkt ook uit een schepenakte van Heeze uit 1624, wanneer Goyart gevraagd wordt om in zijn voormalige werkomgeving als arbiter op te treden bij een geschil. Er wordt dan expliciet vermeld dat Goyart in Gemert woonachtig is.14 Hij zal weer op het ouderlijk huis zijn gaan wonen, wat zijn eigendom werd na de erfdeling in 1608 van zijn vader. Op 10-3-1608 verkoopt zijn zuster Elisabeth van Lanckvelt, weduwe van Adriaan Peter van Amstel, het huis in de Deel aan de Beverdijk aan haar broer Goyart, die dan nog schout van Heeze en Leende is. Belendenden zijn dan aan een zijde en een eind de weduwe van jonker Roelof van Lier, Willem van Gemert, Jan Aerts, Michiel Diercx en meer anderen.14a Het Huis Lanckvelt zal na zijn dood niet meer bewoond worden door leden van de familie Van Lanckvelt. De naam Huis Lanckvelt verdwijnt in die periode om plaats te maken voor de benaming Het Slotje.

Maria van Lanckvelt, vrouwe van Milheeze en haar erfgenamen

Goyart Goyarts van Lanckvelt de Jonge huwde met Maria van Eijck. Zij hadden een dochter Maria en een zoon Goyart. Hun zoon Goyart is vroeg gestorven, dochter Maria is de enige erfgename en wordt de volgende eigenaresse van Het Slotje. Maria van Lanckvelt huwde in 1631 met haar volle neef Robert de Bever, zoon van Jan de Bever en Arnolda van Eijck. Het echtpaar woonde in Berlicum op het adellijk huis Beekvelt.

De twee zussen Maria en Arnolda van Eijck waren van moederskant erfgenamen van de vermogende familie Pels, die vooral in Berlicum en omgeving vele bezittingen had en onder meer ook de heerlijkheid Milheeze bezat. Door het kinderloos overlijden van de laatste Pels die heer van Milheeze was, werd eerst Johan de Bever en later diens zoon Robert de Bever de volgende heer van Milheeze. Na het overlijden van Robert in 1656 werd zijn weduwe Maria van Lanckvelt vrouwe van Milheeze. Maria overlijdt in 1672. Bij Robert de Bever had ze een dochter, die al jong overleed. Voor haar erfgenamen moeten we daarom wat verder terug. Haar moeder Maria van Eijck was, toen ze trouwde met Goyart van Lanckvelt, weduwe van Jacob van de Cammen, raadsheer van de stad Den Bosch. Uit dit eerste huwelijk stamde een een zoon Jacob, die op zijn beurt een drietal kinderen had: Maria, Jacob en Jacqulina van de Cammen. Deze kinderen van halfbroer Jacob van de Cammen zijn de erfgenamen van Maria van Lanckvelt. Rogier van Broekhoven, de man van Jacqulina van de Cammen, wordt heer van Milheeze 15. De gezamenlijke erfgenamen verkopen op 12 december 1679 voor schepenen van Gemert “een huijsinge, hof, schuur, land en groes te Gemert in die Dele, genaamd Het Slotje, 37 loopensaten groot” aan Dirck Jansen de Smidt16. Voordien werd het Slotje al verhuurd. Dat blijkt uit het volgende citaat van Gerlacus van den Elsen, als hij een “geuzeninval” in Gemert op 15 mei 1649 beschrijft: “Ook drongen zij in het huis van Jonkheer Robert de Bever, bewoond door Salomon Willems, bij wien zij enige kerkelijke meubelen en kostbaarheden dachten te vinden. Zij braken er alle kasten en kisten open en namen verscheidene meubelen mede”.17

De latere eigenaren

In 1679 koopt, zoals we zagen, Dirck Jan Goorts de Smidt het Slotje van de erfgenamen van Maria van Lanckvelt. Volgens het leggerboek van de Commanderij Gemert is Dirk Jan Goorts de Smidt nog steeds een deel van de erfpacht van het goed Ter Watermolen verschuldigd, als eigenaar van “het Slootje ante Lanckveldt” (het Slotje voorheen Lanckvelt)18. Een beter bewijs dat het huis Lanckvelt later het Slotje werd genoemd kan bijna niet. Dirk was koopman, die in ieder geval een wijnhandel dreef met een behoorlijk grote omzet. Voor het inkopen van wijn bij de Keulse wijnhandelaar Matthijs Gobels heeft hij een schuld gemaakt van maar liefst “twee hondert acht en viertich Rijxdalers”, waarvoor hij op 5 december 1681 het Slotje als onderpand geeft, “gelijck hij deselve tesamentlijck in coop heeft vercregen tegens den heere van Brouckhoven” 19. Ook maakt hij schuld bij de landcommandeur via de zogenaamde Cortenbachse renten. Het lijkt erop dat hij die schulden niet naar behoren heeft kunnen aflossen. Zijn dochters Maria en Jenneke stellen het Slotje in 1715 opnieuw als onderpand en pas op 3 april 1733 wordt de schuld ingelost door Willem Daniel van den Broeck, oud president-schepen van Gemert.20 Hij is dan kennelijk de nieuwe eigenaar geworden en als in 1716 zijn dochter Catharina van den Broek trouwt met meester Gijsbert van Maanen worden zij de volgende eigenaars van het Slotje. In 1753 bestemt Gijsbert van Maanen de inkomsten uit “de goederen genaamd Het Slotje, bestaande uit twee woningen, hoven en aanhorige landerijen omtrent 28 lopense groot, renderende 40 gulden per jaar per woning” voor de priesteropleiding van zoon Arnold.

Op 11 november 1779 is de erfdeling van de goederen van mr Gijsbert van Maanen en Catharina Willems van den Broeck. Joseph Verstegen, die getrouwd is met hun kleindochter Catharina Verhofstadt, krijgt “huisinge van ouds genaamd Lankvelt met groes en teulland tussen den Beverdijk en de Deelsestraat”. Op dat moment nog ongeveer 20 lopense groot. 21

In het landboek, aangelegd in 1716, staat het huis Lankvelt onder nummer 1117 genoteerd. Daar worden de volgende achtereenvolgende eigenaars vermeld.22

Dirck Jansen den Smidt, huys en aengelagh genaemt het huys te Lanckvelt gelegen tussen de straet en den Beverdijck
Willem van den Broeck
Gijsbert van Maanen
Joseph Verstegen

Bij de invoering van het kadaster in 1832 staat als eigenaar te boek Jan Willem van Lijssel, gehuwd met Maria Anna Verstegen, de dochter van Joseph. Diens dochter Petronella van Lijssel huwde in 1823 Adrianus van Zeeland. Toen hun oudste zoon Godefridus omstreeks 1855 trouwde werd het Slotje gesplitst en verbouwd tot twee boerderijen. Tot de sloop van de gebouwen op Het Slotje in 1969 bleven nakomelingen van Godefridus van Zeeland op het Slotje wonen. De laatste bewoners van de twee boerderijen waren de families Biemans en Slits. 23

 

De grachten

  

Een omschrijving geven van het Huis Lanckvelt, zoals het werd gebouwd in de 15de eeuw is een hachelijke onderneming. Duidelijk is dat volgens de toenmalige normen een vooraanstaand adellijk huis werd gebouwd. Daar hoorde een omgrachting bij. Op de kadasterkaart van 1832 zijn ter plaatse twee gebouwen aanwezig met nog deels daaromheen de restanten van een brede gracht. Op de topografische kaart uit ongeveer dezelfde periode herkennen we diezelfde gracht, maar de oostelijk tak van de gracht blijkt verder naar het noorden door te lopen. Bovendien is op de topografische kaart buiten de brede binnengracht nog een smallere buitengracht aangegeven. In 2001 werd op de plaats van Het Slotje een booronderzoek uitgevoerd door de Archeologische Vereniging Kempen en Peelland met als doel de oorspronkelijke loop van de gracht beter in beeld te krijgen. Door de aanwezigheid van de bebouwing en gedeeltelijke verharding van het terrein is dat maar gedeeltelijk gelukt. Wel bleek dat aan de noordkant van Het Slotje ook een gracht gelegen heeft. Dat betekent dat de brede binnengracht een gesloten rechthoekige vorm had, waarbinnen de gebouwen zich bevonden24. Tijdens rioleringswerkzaamheden in de buurt van het terrein kon Jos van Schijndel nog verdere waarnemingen doen. Uit die waarnemingen bleek dat er inderdaad een tweede, smallere gracht aanwezig was in ieder geval aan de zuidzijde en de oostzijde. Of er aan de noordkant en de westkant ook een buitengracht aanwezig was, kon helaas niet worden vastgesteld.

Concluderend kunnen we zeggen dat er een rechthoekige (binnen)gracht aanwezig was, waarbinnen de gebouwen waren gelegen. Op iets grotere afstand was er minimaal aan twee zijden een tweede (buiten)gracht aanwezig, die smaller was dan de binnengracht. Als we dat patroon intekenen op de kadasterkaart van 1830 en vervolgens dat geheel projecteren op de huidige situatie, dan krijgen we onderstaand overzicht. Met dikke zwarte lijnen is het grachtenpatroon weergegeven. We zien dat de binnengracht en de gebouwen nagenoeg helemaal op het huidige plantsoen liggen tussen de Louis Couperusstraat, de woningen aan Het Slotje en de Torrentinusstraat. De mogelijkheid dat de buitengracht ook een gesloten rechthoek vormde, helemaal om de binnengracht moeten we echter niet uitsluiten. Uit de 15de eeuw kennen we nog twee andere omgrachte hoeven, die naast een binnengracht ook een (smallere) buitengracht hadden. Eén ervan is de hoeve Ten Hogen Aarle, die eveneens eigendom was van de familie Van Lanckvelt. Zowel de binnen als de buitengracht vormden daar een gesloten rechthoek. De hoeve Hazeldonk in Gemert was aan drie zijden omgeven door een dubbele gracht. Het aanleggen van een buitengracht was kennelijk niet ongebruikelijk.25

Met kadasterhulpkaartjes K 252 en K 276 kunnen de twee boerderijen op de plaats van het Slotje (rechts) gesitueerd worden ten opzichte van de huidige bebouwing aan de Torrentinusstraat en het Macropediusplantsoen (linksonder).

De gebouwen

Van het vroegere huis Lanckvelt is slechts één tekening bewaard gebleven. De tekening moet dateren uit de periode 1820-1825. De afbeelding laat duidelijk een gebouw zien met het uiterlijk van een kasteel of adellijke woning. Hoge bakstenen gevels met een bijzonder vormgegeven topgevel. Het gebouw heeft twee verdiepingen en nog een zolderverdieping, terwijl de aanwezige steunberen wijzen op de aanwezigheid van een kelder. Naast het hoofdgebouw zijn nog twee bijgebouwen weergegeven. Eén ervan lijkt vast tegen het hoofdgebouw te staan. Het andere bijgebouw heeft meer het uiterlijk van een boerderij, maar was wel via een muur verbonden met het hoofdgebouw. Alles bij elkaar lijkt een gesloten hof aanwezig te zijn, bestaande uit een prominent hoofdgebouw en lagere bijgebouwen. Op de voorgrond van de afbeelding is het water van de binnengracht zichtbaar, omzoomd door begroeiing. Op het moment dat Brock zijn tekening maakte was de glorietijd van het huis Lanckvelt al verleden tijd. We zagen al dat in 1753 Het Slotje uit twee woningen bestond met toen nog één eigenaar. Ca 1855 werd het eigendom gesplitst in twee boerderijen. Het oorspronkelijke huis Lanckvelt werd verbouwd en “degradeerde” tot boerderij. Foto’s van de toen ontstane situatie laten zien dat één van de twee boerderijen een bijzonder uiterlijk heeft. Het hoge muurwerk met twee verdiepingen is ongetwijfeld een restant van het voormalige Slotje.

Op de plaats van het Slotje stonden twee boerderijen, waarvan hier eentje afgebeeld, gesloopt in 1969. Het muurwerk lijkt deels afkomstig van het voormalige Slotje.

De toekomst

Aan een middeleeuwse adellijke woning met grachten, waarvan momenteel niets meer zichtbaar aanwezig is, is het in het algemeen zinloos om te praten over de toekomst van een dergelijk object. In de reconstructie van de oorspronkelijke plaats van Huis Lanckvelt of Het Slotje valt echter wel op dat het terrein tot op heden onbebouwd is en grotendeels is opgenomen in een plantsoen. Je kunt je afvragen of het destijds wel nodig was om de aanwezige gebouwen te slopen, maar de huidige opvattingen over onze voorgeschiedenis en de waarde van historische objecten is in de loop der jaren fors veranderd. Nieuwe inzichten en nieuwe ontwikkelingen dienen zich aan. Zo is het bij de aanleg van nieuwe woonwijken gebruikelijk om in de wijk gescheiden rioolsystemen aan te leggen met daarbij horende waterpartijen die overtollig regenwater opvangen en vasthouden. De wijk Molenbroek is een bestaande wijk, maar ook daarvoor geldt dat gescheiden rioolsystemen en lokale wateropvang in de toekomstig overwogen zullen worden. De grachten rond het Huis Lanckvelt kunnen in die situatie worden gereconstrueerd tot wateropvang. Een mogelijke toekomst van een verdwenen historische plek. In het plantsoen is inmiddels wel een informatiebord geplaatst over Het Slotje en de ligging ervan.

Afbeelding van een informatiebord op het gazon van Het Slotje, geplaatst in 2010.

Noten:

  1. A.C. Brock, De stad en meierij van ’s-Hertogenbosch of derzelver beschrijving, handschrift ca 1825
  2. Raad van Brabant, inv nr 1111, Strickgrefier, f119-121.
  3. .Goyart van Gemert had drie dochters en een buitenechtelijke zoon Dirk, die later gewettigd werd. Dirk bouwde een carrière op in de Duitse Orde als commandeur van Ramersdorf en Bernissem. Zie verder Hans Vogels, De adellijke familie van Gemert in: A.Thelen, Het Hooghuis te Gemert, Bijdragen tot de geschiedenis van Gemert nr 27, Gemert 2001.
  4. Bossche Protocollen (BP) R1213 f191v.
  5. Gemert R98 akte 68 dd 29.12.1495
  6. leenregister Kommanderij Gemert in archief Commissie van Breda (CvB) inv nr 430, folio 72 t/m 74
  7. archief Commissie van Breda inv nr 430 folio 4
  8. BHIC, Kommanderij archief van de Duitse Orde Gemert (KADOG) inv nr 685
  9. Gegevens zijn grotendeels ontleend aan J. van Lankveld, manuscript genealogie Van Lankveld, collectie heemkundekring en uit de regesten van de Gemertse schepenprotocollen
  10. Leven en werken van een Brabantse humanist, Georgius Macropedius; Henk Giebels en Frans Slits; Stichting Zuidelijk Historisch Contact Tilburg, 2005; blz 34.
  11. BP 1475/76 f91 en 92, BP 1484/85 f180 dd 30-12-1484 en dd 12-2-1485
  12. Raad van Brabant, inv nr 1111, Strickgrefier, f119-121

12a Frenken, Oorkonden betreffende de kerkelijke geschiedenis van Gemert, vermeld op pag 217: Godert van Lankvelt schout van Heeze, Leende en Geldrop is op 18-9-1603 45 jaar oud.

  1. Volgens een schepenakte van Heeze dd 20-1-1612; bron: Geschiedenis van Leende; Dyt gheyt aen der kyrcken van Leendt, hoofdstuk 6, op www.leende.dse.nl. In de Helmondse schepenprotocollen wordt hij in 1620 ook genoemd “superintendent van Heeze en Leende”. Verder: Ad Otten, De academische opleiding van een zestiende eeuwse schout, Gemerts Heem 1986, nr 4, blz 122 e.v.
  2. Raad van Brabant inv nr 1130 f67 en Geschiedenis van Leende, hoofdstuk 2

14a Gemert R112 f 214-214v. In Gemert R112 f.262 dd 24.1.1611 wordt nog vermeld: Lysbet van Lanckvelt wedue Adriaen Peters van Amstel bekent ten volle betaelt te sijn van Jonker Goyarden van Lanckvelt, haeren broeder, schout tot Heeze Leendt en Geldrop (….) aengaende den coop van huys schuer backhuys met allen den erfven daeraen gelegen inde Deele geheyten op den Beverdijck gelijck haer te deele ende te loot was gevallen ende daerinne heure alders verstorven sijn ende sij vercoft heeft mitsgaders oyck vande bempt daertoe behorende.

  1. Gegevens van de families Van Eijck, Pels, De Bever en verwanten zijn in diverse artikelen in het tijdschrift Taxandria beschreven. De belangrijkste gegevens ook in: De twee kastelen Ter Aa te Berlicum, Wim van der Heijden, Berlicum 2000. Wim van der Heijden duidt Maria van Lanckvelt aan met de naam “van Lengsveld”. Hij gaat er ook ten onrechte van uit dat de familie Van de Cammen geen erfgename van de familie Pels is. Ook in de genealogische fragmenten in het tijdschrift Taxandria worden de relaties niet altijd goed weergegeven. Ter informatie nemen we onderstaande erfdeling in Den Bosch op: Arnolda dochter van wijlen Joncker Peeter van EIJCK bij wijlen Anna PELS; Heer Jacob van der CAMMEN, Raetsheer van ‘s-Hertogenbosch, zoon van wijlen Mr Jacob van der CAMMEN, ook Raetsheer van ‘s-Hertogenbosch, bij wijlen Maria dochter van Joncker Peter van EIJCK uit het eerste huwelijk van Maria en Joncker Goijaerts van LANCKVELT en met hem Joncker Robbrecht de BEVER momboirs over Maria dochter van Joncker Goijaerts voorsz bij wijlen Maria zijn huisvrouw dochter van Joncker Peter van EIJCK bij wijlen Anna PELS uit het laatste huwelijk van Maria ook ten verzoeke van Joncker Johan de BEVER en Meester Geerart van den BERGE, Raetsheer van ‘s-Hertogenbosch, momboirs over Joncker Cornelis de BEVER minderjarige zoon van Joncker Johan de BEVER bij wijlen Apostelina zijn huisvrouw dochter van Joncker Peter van EIJCK en Anna PELS, gaan erfdeling aan van de goederen van wijlen Joncker Peeter van EIJCK en Anna PELS, te Meervelthoven, Hees in het Maasland, St Michielsgestel; verder renten en chijnsen.
    Den Bosch RA 1854 9.10.1610 f 497
  2. Gemert R121, regest nr 437. Regesten van de Gemertse schepenprotocollen van de hand van Simon van Wetten bevinden zich in de collectie van de heemkundekring.
  3. Geschiedenis van de Latijnse School te Gemert, Gerlacus van den Elsen Ord. Praem., ’s-Hertogenbosch 1887, blz 168.
  4. KADOG inv nr 1056
  5. Gemert R121 dd 5-12-1681
  6. Gemert R127 dd 9 april 1715
  7. Gemert R153 dd 11-11-1779
  8. Gemeente Archief Gemert inv nr 414. Een transcriptie van het landboek is ook beschikbaar via www.heemkundekringgemert.nl.
  9. zie Ad Otten, De lotgevallen van een Gemertse generaal, Gemerts Heem 1982 nr 3 blz 77 en Peter van den Elsen, Het land van de boerenapostel, Gemert in beeld nr 6, pagina 145 en 146.
  10. Ria Berkvens, Booronderzoek Middeleeuwse Hoeven Gemert-Bakel, AVKP rapport, juli 2001.
  11. J. Timmers; Omgrachte terreinen in de Middeleeuwen in Gemert; Het Brabants Kasteel vol.19 (1996) nr.2 (November) p.39-51

Deze tekst is een bijgewerkte versie van een artikel in Gemerts Heem, 2007 en in Het Brabants Kasteel van 2007.