Vlechtheggen en heggen vlechten
Al duizenden jaren zijn er boeren die vee houden en aan akkerbouw doen. Voor allebei is het maken van afrasteringen en omheiningen belangrijk. Het vee moet, zeker ’s nachts, bij elkaar gehouden kunnen worden in een omheinde ruimte en de akkers moeten afgeschermd kunnen worden om vraat van wild en loslopend vee te voorkomen. In die duizenden jaren zijn er tal van soorten omheiningen bedacht en gebruikt. Boeren hebben vele uren en dagen besteed aan het maken en onderhouden van allerlei soorten afscheidingen. In het recente verleden is dat minder geworden, maar in wat oudere literatuur en in archieven komen we veel namen en begrippen tegen die de veelheid aan omheiningen en afrasteringen aangeven. We noemen er een paar: wal, beheyming, haag, tuin, look, locht, hek, gelint, pallisate, heining, veken, ynde, perk, vree. De diversiteit in namen weerspiegelt de diversiteit in vormen en functies. Akkergebieden werden vaak afgeschermd met begroeide wallen en grachten (greppels). Op oude wallichamen treffen we veelal eiken hakhout aan, maar in vorige eeuwen werden op de wallen dichte hagen gepoot. De kroniekschrijver van hertog Adolf van Kleef (1394-1448) schreef daarover: “…, de aarde uit beide sloten werd daartussen tot een wal opgehoogd en met hout en struiken beplant. Als dit hout de voorgeschreven hoogte bereikt had werd het gedeeltelijk door inkappen omgebogen (geknikt) en óf door elkaar gevlochten óf in de grond gestoken zodat nieuwe loten omhoog groeiden en de heg steeds dichter en meer ondoordringbaar werd. Zo ontstond een haag waarover niemand rijden kon, …”. In deze 15de eeuwse kroniek wordt een afrastering beschreven die wij kennen als vlechtheg. Maar ze komen al veel langer voor. Tijdens zijn oorlogen tegen de Nerviers zag Julius Caesar in het jaar 57 v. Chr. al gevlochten, ondoordringbare heggen van doornstruiken in het huidige België ergens langs een zijriviertje van de Sambre.
Meidoorn of Hagedoorn
De meest gebruikte begroeiing bij omheiningen bestaat uit doornstruiken, meestal meidoorn. Het onderhoud van de heggen en omheiningen van hout was arbeidsintensief. Met regelmaat werden de heggen gekapt of gesnoeid. En het hout kon voor diverse doeleinden worden gebruikt. Steven Blankaart (1650-1704) schrijft over de meidoorn (die toen nog de veelzeggende naam Hagedoorn had): ‘De laagwassende dient om digte hagen ofte heiningen te maken, tot afscheidsels, en dat daar soo ligt geen quaadwillig volk, honden enz. kan doorkruipen. Van de lange doorntakken maakt men wandelstokken; de kromme takken dienen om peulvrugten aan te leiden, de kleine doorntakjes legt men op het gesaeide, om katten en ander ongedierte daar af te weeren, en men steekt se in de hollen der mollen. Het hout is dienstig om daar veelderley werk van te draeijen.’ Blankaart geeft aan dat de heggen zo ondoordringbaar waren dat er letterlijk “geen hond “doorheen kan.
De Karthuisers
In het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) is een register aanwezig waarin door de Kartuizers nauwkeurig werd bijgehouden hoeveel (dikker) stamhout en (dunner) schaarhout uit hun bosbestanden werd gehaald. Duidelijk wordt dat ook de houtpercelen omgeven waren door aarden wallen waarop doornstruiken stonden. Zo voorkwam men dat het jonge hout werd aangevreten en in waarde verminderde. Uit de stukken blijkt dat zowel de houtvelden als de wallen om de zes jaar werden gekapt, waarbij de houtkopers er aan werden gehouden de doornstruiken te laten staan. Letterlijk staat er dat de kopers ‘den vree die daer gemaect is niet en sullen afhauden noch brecken’: ‘de omheining niet zullen kappen of breken.’ De vlechtheg of vree werd gemaakt door het hout te knakken en samen te binden. ‘Croken ende te samen bynden omme den vrede daer mede te onderhouden datter gheen beesten int schot en comen: ‘Knakken en samenbinden om de omheining te onderhouden zodat er geen runderen door kunnen.’ Zo kon de vree uitgroeien tot een stevig vlechtwerk. De eerste keer dat de aanleg van een vree contractueel werd opgenomen was in 1585. Hierbij geschiedde de houtverkoop ‘op conditiën dat zijluijden (de kopers) niet en zullen affhouwen dat hout, staende beneden aen den wal, omdat het convent zal mogen crocken ende neerleggen om den voorschreven wal mede te vreden’: ‘het is verboden de houtopstand aan de voet van de aarden wal te kappen, omdat het klooster deze zal breken en neerleggen om de aarden wal van een omheining te voorzien.’ Vanaf dan zien we deze bepaling regelmatig terugkeren in contracten.
Het eeuwenoude ambacht van heggenvlechten
Tot in de middeleeuwen waren sommige vlechtwerken rond akkers van dood hout. Deze omheiningen bestonden uit een stelsel van eikenpalen in de grond waartussen op verschillende hoogtes tot ruim een meter takken van wilg of hazelaar gevlochten werden. Door het steeds schaarser worden van hout in de Middeleeuwen verloor de dode vlechtheg het van de levende heggen want “Dode heggen kosten hout en levende heggen leveren hout”.
Elke streek had zo zijn eigen techniek van heggenvlechten, alhoewel er landelijk veel overeenkomsten waren. Datzelfde geldt voor geheel West-Europa. Onze streekgebonden techniek was afhankelijk van een aantal factoren waaronder de gebruikte soort struik in de heg, de grondwaterstand, het soort vee, de grondsoort en de invloed van rivieren en beken. Het was in de uiterwaarden een voorwaarde dat het vlechtwerk ook bestand was tegen de enorme kracht van het rivierwater tijdens overstromingen. Alleen levende heggen kwamen dan in aanmerking.
Bijna overal werd gevlochten met levend materiaal, dus met de scheuten en stammen van levende struiken, meestal doornstruiken, die in de heg stonden. Deze scheuten en stammen werden bijna geheel doorgehakt en tussen de overige stammen gevlochten zodat er een stekelig en ondoordringbaar vlechtwerk ontstond. Door groei en hergroei werd de heg steeds sterker en dichter en de doorns deden de rest.
Het vlechten werd uitgevoerd door boeren, boerenzoons of boerenknechten. Ook waren er keuters (kleine boeren) die hun karig inkomen uit de boerderij aanvulden met het vlechten van de heggen voor “grote” boeren. Als gereedschap gebruikte men kapgereedschap met benamingen als hiep en snoeigereedschap op een lange steel met namen als halve maan, heggenbaard of heggenzwaard. Om zich te beschermen tegen de scherpe doorns droeg men dikke leren wanten. Het geoogste hout was zeer geschikt als brandhout voor de kachel of voor het stoken van bakovens van boer en bakker. Maar het kwam ook in aanmerking voor andere soorten van geriefhout.
Tot het begin van de 20e eeuw kwamen er in Nederland nog overal heggen voor die al meer dan duizend jaar gevlochten werden. Heggenvlechten is daarmee een millenniaoud ambacht waar we eigenlijk weinig meer van weten. Op sommige plekken in Nederland, met name in het gebied van de Maasheggen, zijn nog altijd vlechtsporen en vlechtrelicten te vinden. Zij stammen uit de 19e of begin 20e eeuw en zijn nog de laatste levende restanten van dit eens zo bloeiend vlechtambacht. Zij zullen hun makers met honderden jaren overleven.
Verdwijnen van heggen en het heggenvlechten
Vanaf het eerste kwart van de 20e eeuw verdwenen in snel tempo honderdduizenden kilometers van deze heggen en houtwallen. Het gebruik van prikkeldraad in de Eerste Wereldoorlog bij de loopgraven en bij de beruchte Dodendraad op de grens van Belgie en Nederland stimuleerde ook het gebruik als afrastering in de landbouw. Door de komst van het prikkeldraad erloren de heggen de functie van veekering, raakten daardoor overbodig en werden op grote schaal gerooid. Daarnaast werd brand- en geriefhout minder belangrijk omdat er alternatieve brand- en bouwstoffen op de markt kwamen. De heggen en houtwallen die nog bleven bestaan, onderhield men slecht en gevlochten heggen zag men nergens meer. Ook de intensivering van de landbouw en de daarmee gepaard gaande schaalvergroting eiste zijn tol. Heggen waren voor veel boeren een sta in de weg.
Met het verdwijnen van heggen raakten de traditionele vlechtheggen verder uit beeld. Dit oude ambacht raakte overbodig en stierf daarmee langzaam uit in Nederland. Na de Tweede Wereldoorlog was er geen enkele ambachtsman meer actief in de heggen. Waarschijnlijk werd in de Maasheggen nog tot het midden van de vorige eeuw plaatselijk gevlochten.
Tegelijk met het verdwijnen van de heggen ging ook de flora en fauna verloren die gebonden waren aan die heggen en er hun leefgebied hadden. Dit geldt met name voor de struweelvogels zoals de geelgors, kneu en de grauwe klauwier en andere soorten met name de sleedoornpage en de hazelmuis. Kortom, het Nederlandse heggenlandschap, een prachtig wandel en fietsgebied met zeer belangrijke ecologische- en cultuurhistorische waarden, hebben we opgeofferd voor onze welvaart.
Nieuwe vlechtheggen
Er is goed nieuws. Op enkele plaatsen in Nederland wordt al hard gewerkt aan het herstel van vlechtheggen. Daar worden jaarlijks heggen aangelegd of weer gevlochten op de traditionele wijze. Een voorbeeld: in 2011 heeft een gezamenlijk initiatief van de Stichting Het Roois Landschap en de Stichting de Brabantse Boerderij er toe geleid dat het project “Vlechtheggen in Het Groene Woud” gestart werd om de vlechtheg in deze streek te stimuleren
Naast ons project gebeurt dit langs de Maas en IJssel. Het jaarlijks terugkerend Nationaal Kampioenschap Maasheggenvlechten is uitgegroeid tot een van de grootste landschapsevenementen van Nederland. Ook pleitten wij voor het behoud van onze traditionele vlechtmethodes als reactie op de introductie van buitenlandse vlechtstijlen.
Een stukje cultuurhistorisch karakter van de streek wordt weer hersteld en voor plant en dier ontstaat dan weer een ideaal leefgebied. Zo levert men een bijdrage aan het welzijn en aan de leefbaarheid van de eigen woonomgeving.
Project SdBB
De SdBB heeft voor 2013/14 een subsidie-aanvraag ingediend voor het project “Herleving van het Heggenvlechtambacht. De doelen van dit project zijn:
- Plaatsing van het heggenvlechtambacht op de Lijst van Immaterieel Erfgoed
- Informatie en promotie d.m.v. cursussen, lezingen, website
- Historisch onderzoek en onderzoek in het veld
- Planten van vlechtheggen in Brabant en Limburg
- Organiseren van vlechtevenement(en)
- Vervaardigen van originele gereedschappen voor het vlechten
In het voorjaar van 2014 organiseert de SdBB een middag met een inleiding over vlechtheggen en een bezichtiging van nieuw aangeplante en oude vlechtheggen.
Voor meer informatie: www.vlechtheggen.nl
Dit artikel verscheen eerder in Nieuwsbrief Stichting de Brabantse Boerderij nr 103, december 2013
Jan Timmers