Aandacht voor VAB beleid
De ontwikkelingen in de agrarische sector hebben veel gevolgen voor het landelijk gebied en dus ook voor ons cultuurlandschap. Eén van de geconstateerde ontwikkelingen is het verdwijnen van steeds meer agrarische bedrijven. In het Monumenten Inventarisatie Project wat in opdracht van de provincie in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd uitgevoerd, werden nog 30.000 waardevolle boerderijen beschreven. Anno 2013 zijn daar nog ± 7000 cultuur historische boerderijen van over. Reden genoeg om actief te zijn met alle belanghebbende om te voorkomen dat er nog meer prachtig Brabants Erfgoed verdwijnt.
Stichting de Brabantse Boerderij heeft met name aandacht en oog voor traditionele agrarische gebouwen, erven en landschap en heeft vanuit dat gezichtspunt zorgen over de gevolgen van de vrijkomende agrarische bebouwing (VAB). Immers het verdwijnen van een bedrijf heeft ook gevolgen voor gebouwen en erven. De agrarische activiteiten houden op, maar dat roept meteen de vraag op wat er gebeurt met de leegkomende gebouwen. Wat zal een eigenaar er mee doen? Verkopen, verhuren, slopen, verbouwen, andere bestemming…? In al die gevallen is het de vraag hoe het zal gaan met de cultuurhistorische waarden van gebouwen, erf en omgeving. Het risico bestaat dat voor de vrijkomende agrarische bebouwing nieuwe herbestemmingen worden gezocht die onwenselijke gevolgen hebben voor ons agrarisch cultuurlandschap. Als we de ontwikkelingen in de sector juist inschatten gaat het om forse aantallen boerderijen en stallen, die hun agrarische bestemming verliezen. Wat mag er met lege stallen gebeuren? Waarvoor kunnen ze worden gebruikt en waarvoor juist niet?
Provinciaal beleid
De provincie heeft al in 2004 in de beleidsnotitie “Buitengebied in ontwikkeling “ verruiming van mogelijkheden beschreven, om nieuwe economische activiteiten te starten in het buitengebied.
Het streven naar behoud en versterking van het karakter, de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied van Brabant staat daarbij voorop. Vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen zijn voortaan te hergebruiken voor een ruimer scala aan functies, waaronder wonen, recreatieve voorzieningen , dienst- of zorgverlenende functies en bedrijvigheid. De diversiteit aan hergebruikmogelijkheden wordt mede bepaald door de ligging, de aard en kwaliteit van de omgeving. Ook is het toegestaan om VAB’s te gebruiken als opslag voor statische goederen, zoals (antieke) auto’s, boten en caravans. In cultuurhistorische of beeldbepalende gebouwen is het toegestaan om één en in sommige gevallen twee woningen binnen een bedrijfsgebouw te realiseren. De provincie werkt en denkt graag mee bij inspirerende en innovatieve ideeën die kunnen bijdragen aan het behoud van ons cultuurhistorisch erfgoed, de karakteristieke beeldkwaliteit en de identiteit van het Brabantse platteland. Binnen de provinciale kaders kunnen gemeenten eigen beleid ontwikkelen waarbinnen eigenaren actief gestimuleerd worden om cultuurhistorische bebouwing in het buitengebied te behouden.
Bedrijfsmatig gebruik
Een van de mogelijkheden van hergebruik is om de bijgebouwen een bestemming te geven als niet agrarisch bedrijf. Gemeenten zijn daarin nogal terughoudend, omdat ze dan zelf blijven zitten met vrije plaatsen op bedrijventerreinen. Bovendien is niet elke bedrijfsbestemming geschikt in het landschap. Graag willen we ons landelijk gebied ook landelijk houden en dat betekent dat er beperkingen aangegeven moeten worden met betrekking tot bijvoorbeeld het verharden en inrichten van erven voor parkeerplaatsen en opslag van goederen, niet passende reclame-uitingen, aantal verkeersbewegingen, etc. We gaan er dan nog van uit dat eventuele bedrijvigheid plaatsvindt binnen bestaande stallen en schuren. Als bedrijven in de toekomst willen uitbreiden zullen ze toch aangewezen zijn op bedrijventerreinen. Verdere verstening van het landelijk gebied is immers niet wenselijk. Belangrijk is dat gemeenten duidelijkheid geven over de voorwaarden die zij stellen aan de zichtbare gevolgen van het hergebruik van VAB’s. Het ontbreken van beleid maakt het moeilijk om in te grijpen bij ongewenste ontwikkelingen.
Wonen in VAB’s
Herbestemmen tot woning kan in veel gevallen een goede oplossing zijn. Veelal wordt dan als voorwaarde gesteld dat overbodige bijgebouwen gesloopt moeten worden. Op zichzelf kan dat een goede maaregel zijn, behalve als die maatregel ook gaat gelden voor oude schuren en andere gebouwen met cultuurhistorische waarden.
Ook Knooperven, een idee van het innovatienetwerk, draagt bij aan behoud en ontwikkeling van historische erven. Op Knooperven komen mogelijkheden om meerdere woningen onder te brengen, tegelijkertijd worden minder fraaie stallen gesloopt. Er ontstaat ook ruimte voor nieuwe functies als wonen, werken, zorg en recreatie. De nieuwe bewoners dragen ook zorg voor hun erf en het landschap daar direct omheen. Elk Knooperf staat met routes en beplanting in verbinding met zijn omgeving.
Kansen
We zien risico’s voor boerderijen en boerenerven bij hergebruik van VAB’s. Maar overal waar risico’s zijn, zijn ook kansen. Het idee van de inrichting van Knooperven is al genoemd. Verder kunnen gemeenten in ruil voor een bedrijfsbestemming van VAB’s voorwaarden stellen aan inrichting en aankleding. Het gaat dan niet alleen om behoud van aanwezige cultuurhistorische waarden, maar vooral om versterking ervan. Bijvoorbeeld het stimuleren van traditionele erfinrichting met traditionele erfbeplanting, een boomgaard, bakhuis, kippenren,… Ook kan gedacht worden aan de aanleg of onderhoud van typische landschapselementen zoals hakhoutwallen of meidoornheggen. Met een goed VAB-beleid is een gemeente in staat om de kwaliteit van het buitengebied en het cultuurlandschap weer op een hoger niveau te tillen.
Bovenstaande tekst verscheen in Nieuwsbrief SdBB nr 102, september 2013 van Stichting De Brabantse Boerderij
Tekst: Jan Timmers en Jan Kerkhof