Moorsel, bewoningskroniek tot 1832
De hoeve Moorsel is een 12de-eeuwse ontginning, die als zodanig, inclusief zijn grenzen, nog herkenbaar aanwezig is. Moorsel is ontgonnen te midden van woeste gronden, die later heide werden en in de 20ste eeuw werden aangeplant met naaldhout. Die bossen omringen de oude ontginning. De hoeve Moorsel is al snel eigendom geworden van de abdij van Postel. De oude hoeve heeft een lange geschiedenis en heeft veel bewoners gehad. Die ene hoeve is uitgegroeid tot een gehucht met meerdere boerderijen. We gaan op zoek naar de bewoningsgeschiedenis van Moorsel.
Pachters tot 1689
Minstens tot 1689 is er één hoeve op Moorsel, die tot 1648 eigendom was van de abdij van Postel en in 1648 geconfisqueerd werd door de Staten Generaal, tegelijk met alle andere geestelijke goederen in de meierij van Den Bosch. De zogenaamde Statenhoeven werden in opdracht van de Staten Generaal beheerd door rentmeesters, die de verschillende hoeven, waaronder Moorsel, steeds hebben verpacht en later ook in opdracht van de Staten Generaal aan particulieren hebben verkocht.
Wiro van Heugten heeft veel onderzoek gedaan naar de verschillende hoeven van de abdij van Postel in Lierop. Hij stelde een lijstje samen van eigenaars en pachters tot 1832. De bedoeling van dit artikel is om de bewoning op Moorsel verder te detailleren. Op die manier kan er wellicht iets meer gezegd worden over de oude locaties van de hoeve Moorsel en de manier waarop de opsplitsing in meerdere boerderijen plaatshad.
Als oudst bekende pachters noemde Wiro al:
- In 1627 en 1633 Jan van Moorsel
- In 1642 tot 1688 Dirk Jan van Moorsel, zijn zoon
- In 1689 Theodora, de weduwe van Dirk Jan van Moorsel
De pacht gaat over van vader op zoon. In de bijlage zijn de onderlinge familierelaties opgenomen.
In de Postelse archieven is wellicht meer terug te vinden van nog eerdere pachters. Wel is duidelijk dat er tot 1689 steeds maar één pachter was. De conclusie is dat er tot dan ook maar één hoeve of boerderij stond op Moorsel. Daarnaast zullen er zeker ook schuren op het erf hebben gestaan. Vanwege de omvang van de boerderij mogen we er ook van uit gaan dat er meerdere mensen bijvoorbeeld als landarbeiders betrokken zijn geweest. Deels hebben die misschien ook gewoond op de hoeve Moorsel, maar daarover zijn we tot nu toe niet op de hoogte.
Twee pachters vanaf 1689
In het begin van 1689 is Theodora van Moorsel, de weduwe van Dirk Jan van Moorsel nog pachter, maar in dat jaar verandert de situatie. Er komen dan twee pachters: Joost Dirk van Moorsel en zijn zwager Jan Jans van Brussel, die gehuwd was met Elisabeth Dirk van Moorsel. Ook dan gaat de pacht dus over van vader op zoon of dochter.
De pachters betalen de pacht niet gezamenlijk, maar afzonderlijk. De hoeve op Moorsel is dan dus functioneel gesplitst in twee delen. Er zullen dan ook twee woningen geweest zijn. Of dat ook afzonderlijke gebouwen zijn is niet duidelijk, maar wel waarschijnlijk. Mogelijk is één van de schuren verbouwd tot boerderij, maar nieuwbouw is ook niet uitgesloten. Bij de vernielingen door de Staatse legers in 1702 (zie hieronder) lijkt er nog sprake van één hoeve, die toen is vernieuwd. Beide pachters leggen hierover verklaringen af, zodat het mogelijk toch gaat om afzonderlijke boerderijen. In 1726 is er sprake van de vernieuwing van een hoeve, waarbij gesuggereerd wordt dat er ook een andere boerderij aanwezig is. Waarschijnlijk is er tussen 1689 en 1702 een boerderij bijgebouwd. Wie van de twee pachters op de oude hoeve woont is uit de archiefstukken niet te achterhalen. Het geheel, beide boerderijen met bijgebouwen, is eigendom van de Staten Generaal.
In 1708 overlijdt Joost van Moorsel en wordt als pachter opgevolgd door zijn weduwe Fransisca (Frenske), dochter van Philip Verdysseldonk.
Vernieling in 1702
In 1702 zijn beide hoeven geruïneerd door de staatse troepen, die van 28 t/m 30 juli in Lierop “kamperen”.
Lierop R 26, dd 1-8-1702 is Jan Janse van Brussel, pachter op Moorsel van de statenhoeve, getuigt dat het huis is vernield en onbewoonbaar geworden:
….het leger ende armé van Hoog Moogende Heere voornoemd (alhier binnen onsen dorpe conne campere den 28en julij deses loopenden jaers ende wederom op gebroocken den 30en dito) alle de schare, niet uijtgesondert, sijn affgevooraseert ende vernielt soo coore haver, boeckwijt, geen uijtgeschijde, soo dat opde voornoemde hoeve ende landerijen niet ter werelt is blijve staen mitsgaders de hoeve ende huijsinge vernielt ende alles on stucke geslage, het dack vande getrocke soo dat de voornoemde hoeve niet bewoonbaar ende is ….
7-8-1702 verklaart Joost Dircx van Moorsel, pachter van de statenhoeve:
…. Joost Dircx van Moorssell paghter van hoeve voorschreve getuijght verclaert geattesteert ende gedeponeert gelijck hij doet bij deze als dat de gemelte hoeve soo danigh is geruineert door de arme van onsen staet dat deselve niet bewoonbaer ende den hoevenaer sijnen cost can winne paght penningen ofte dorpslasten betalen sonder alvoorens daer voor goet te hebbe ofte gerepareert te wese ende verclaert hij voornoemde molenmeester ’t selve alsoo bevonden te hebbe.
Jan Willem Maes neemt als ’s lands molenmeester de schade op om de hoeven te herbouwen. Dat zal ook wel daadwerkelijk gebeurd zijn.
Lierop R 26, dd 1-8-1702
Compareerde voor ons ondergeschreven schepenen des dorps ende quartiers voorsegd Jan Willem Maes, ’s lans molenmeester woonende tot Somere, quartiere voorsegt, dewelcke tuijgh, verclaert ende attesteert voor de opreghte waerhijt naer voorgaende noukeurigh ondersoeck gedaen te hebbe, als dat de hoeve de Moorssellse hoeve genaemt toebehoorende ende onder de administratie voornoemd, door het leger van onsen staet ende andere ruijterij soo danigh is ontramponeert, dat deselve hoeve geheell dakloos is, de timmeragie in stucke geslage, deure, vensters, plancken, eijserwerck, stijle, latten, roijen dackstroij, alles vernielt, soo dat, eer de gemelte hoeve wederom instaet ende hermaeckt ende gerepareert was, soude coste eene somme van elffhondert gulden alle het welcke hij voornoemde molemeester des noot voor alle heere, hove ende gereghte nogh naerder met eede te sullen bevestigen ende heeft naer gedane prelecture hier bij gepersisteert binnen Lierop op dato voorsegd.
In 1725 wordt in opdracht van de Staten Generaal een nieuwe schuur op Moorsel gebouwd en in 1726 wordt een hoeve vernieuwd.
Lierop R 27, dd 20-8-1726
Compareerde voor ons ondergechreve schepenen des dorps Lirop, quartiere van Pelant Meijerije van den Bosche, dese ondertekent hebbende Peter en Jan Vlemmix meester slants timmerlieden tot Lirop, de welke ter instantie en requisitie van graaf Casper Eijmers op haere manne waerhijt in plaetse van eede, dogh ten allen tijde des noot sijnde sullen presteren, hebben getuijght, verclaert en gedeponeert voor de waraghtige en oprechte waerhijt sij deponenten in haer voorschreve qualitijt op speciale ordere vanden heer Tinco Leclama a Niuholt, rentmeester der Gestelijke goederen over het quartiere van Kempelant, op heden dato ondergeschreve tot Lirop voorsegd, hebben geexamineert en op genomen soo danige vernuiwinge en reparatie van een hoeff tot Lirop op Morsel, die den requirant in desen bij publique bestedinge vant gemeene lant op den sesde junii seventien hondert ses en twentigh hadde aengenomen, en deselve hoeve in conformitee vant besteck in de conditie daer van geformeert wel ende naer behooren binnen de geprefigeerden tijt te sijn opgemackt en gerepareert en naer prelectuere daer bij gepersisteert. Aldus gedaen en gepasseert op heden den seven en twentighsten augusti seventien hondert ses en twentigh in kennis der waerhijt hebben wij schepenen hetselve ten prothocolle ondertekent:
Marten Wilberts Jan van Eijck
Jan vanden Boomen, absente secretario
Op 29-3-1737 worden er bomen geplant op de Staatshoeven in opdracht van de rentmeester. Op Moorsel worden maar liefst 517 stuks geplant. De hoeven zijn dan nog eigendom van de Staten Generaal, maar dat verandert daarna.
De verkoop door de Staten Generaal
In 1740 wordt door de Staten Generaal besloten om de Statenhoeven te gaan verkopen, niet alleen in Lierop, maar overal in Brabant. Het gaat veelal om grote hoeven, die moeilijk verkoopbaar zijn in hun geheel. Het plan is om de hoeven eerst te splitsen in meerdere delen en die delen afzonderlijk te verkopen. Op veel plaatsen gebeurd dat inderdaad. Omdat de hoeve Moorsel al in twee delen was verdeeld, speelde dat hier minder. Kort na het besluit van de Staten Generaal wordt de hoeve Moorsel verkocht.
1 september 1740 (Archief Raad van State inv nr 334, pag 286r)
Onderzocht is een missive van de rentmeester Tengnagel en de Back met een uitvoerige beschouwing over de verkoop van de molens en hoeven onder hun administratie vallende en doorgestuurd onder de nummers 3, 4, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 22 en 23 die eerst zouden moeten worden gesplitst en verdeeld in twee of meerdere gedeelten en in de verkoopcondities moet worden aangetekend hoeveel jonge heesters daarop staan geplant en op welke dag de verkoping is vastgesteld; de samengestelde verdeling en het getal der jonge heesters dient men aan de commissarissen door te geven; na deliberatie is besloten de verkoopcondities te accepteren en de heren die op de verpachting der gemene middelen en de visitatie der fortificatiewerken afleggen, om de verkoping der hoeven te regelen op de vastgestelde dag; voorts is besloten dat stadhouder Gualthery van Peelland wordt aangeschreven om een lijst van verdeling van hoeven zoals hij zal oordelen te behoren alsmede het getal van de jonge heesters mee op te nemen en de regenten, vorsters en anderen die het aangaat zullen ernstig worden gelast aan de stadhouder alle hulp te bieden en voorts worden enige hoeven genoemd nl. onder Lierop de hoeven ten Boomen, te Moorsel en Hofstad, die het recht hebben om in de Peel te Someren turf te steken, de hoeve Ten Berge onder Stipdonk die het recht heeft zijn vee te mogen weiden op de gemeint van Mierlo.
Halve hoeve komt aan de familie Van den Boomen
Op 16-1-1741 zijn de broers Francis, Johannes en Lambertus van den Boomen en schoonbroer Goort Hermans, gehuwd met Elisabeth van den Boomen, inmiddels eigenaar van de helft van de hoeve Moorsel. Volgens latere archiefstukken heeft de koop in 1740 plaatsgehad. Zij verpachten hun deel van de hoeve Moorsel aan Thomas Willem van Brey. Het betreft de hoeve die tot dat moment verpacht werd aan Andries Custers. Deze laatste getuigt in 1753 dat hij de hoeve ca 20 jaar lang heeft gepacht, van ca 1720 tot 1740. De nieuwe eigenaren waren kinderen van Jan Bakermans, alias van den Boomen en Cecilia Verberne. Kort daarvoor hebben zij op 8-7-1740 samen met de overige erfgenamen de erfenis van hun ouders verdeeld. Kennelijk was er uit de erfenis voldoende geld om te investeren in Moorsel.
1745 (schepenprotocol St Oedenrode inv nr 203 f59 e.v.)
Testament van Lambert van den Boome ende Hendrina Eijndholds, sijne egte huijsvrouw. Goederen o.a. vierde part onbedeeld in een hoeve genaamt de Moorsel en alnog een vierde part onbedeeld in vier beemden hoijlandt gekomen van de hoeve genaamt ten Berge. Aangekomen de voorschreven hoeve en beemden bij coop teegen het gemeene landt en alle de voorschreven goederen en obligatie geleegen en geheeven worden binnen den dorpe van Lierop. Voogt over hun kinderen en executeur van het testament zal worden Govert Hermans.
Kort daarop heeft Jan van den Boomen, wonende in Nuenen, zijn aandeel overgedaan aan de drie andere eigenaars, die dan elk een derde deel bezitten. Lambertus overleed in 1746 te St Oedenrode en zijn weduwe volgt als eigenaar.
Op 20-12-1746 wordt het pachtcontract met Thomas van Breij verlengd. Eigenaars zijn dan Francis van den Boomen, Goort Hermans en de erfgenamen van Lambertus van den Boomen.
In het pachtcontract is o.a. opgenomen:
“Item den voorseijden huerling sal gehauwd weesen de wande van de huijsinge te onderhauwden in goede reparatie van luijken, leijmme en digten, het haut daartoe noodig sal hij huereling op de goederen mooge cappen ter minste schaade”
We kunnen hieruit opmaken dat de gevels van de boerderijen op dat moment nog niet van baksteen, maar van leem waren, want de huurder is verplicht om te “luiken, lemen en dichten”: dat betekent “dichtmaken met vlechtwerk en besmeren met leem”.
Voor 1753 overleed Francis van den Boomen. Als eigenaar van zijn deel in de hoeve Moorsel wordt zijn weduwe Wilhelmina Fransen genoemd. Inmiddels hebben ook de erfgenamen van Lambertus van den Boomen hun deel in de hoeve Moorsel overgegeven aan Goort Hermans en de weduwe Francis van den Boom. Deze hoeve op Moorsel heeft dan nog twee gezamenlijke eigenaars, terwijl Thomas van Brey pachter is van deze hoeve.
Bij de koop van de hoeve van de Staten Generaal was destijds inbegrepen het recht van de eigenaar op het steken van turf in de Somerense Peel. Jaarlijks geven de schepenen van Someren daarvoor turfvelden uit, maar blijkbaar weigeren ze die aan de nieuwe eigenaars van Moorsel, die daartegen bezwaar maken. Zo is er een getuigenis op 30-8-1753 (tbv Goort Hermans en wed. Francis vd Boomen) over het turfsteken door de beide hoeven op Moorsel. De ene hoeve is van Antonie Joosten van Moorsel (53 jaar) en Maria Joosten van Moorsel (68 jaar), broer en zus, die op de hoeve wonen, waar ook al hun ouders woonden. Voor de andere hoeve zijn getuigen Heylke van Brussel (66 jaar), gehuwd met Thomas van Brey (die dan pachter is). Zij geeft aan geboren en woonachtig te zijn op de tweede hoeve op Moorsel.
Een paar archiefstukken hierover geven de situatie weer.
2-4-1754 (resoluties Raad van State inv nr 374)
Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling op een rekest van de weduwe van Francis van den Boomen en Goort Hermans uit Lierop in kwartier Peelland, te kennen gevende dat de bewoners van de hoeve op Moorsel aan de supplianten toebehorende, van alle oude tijden naast de ingezetenen van Someren onbetwist hebben gehad en bezeten het recht van turven in de Somerense Peel, dat deze hoeve, aan het gemene land gecompeteerd hebbende in 1740 door de gecommitteerden der Ed: Mo: incl het recht van turven in de Somerse Peel is verkocht, maar de regenten van Someren weigeren nieuwe turfvelden aan te wijzen
19 augustus 1754 (resoluties Raad van State inv nr 375)
Rekest van de regenten van Someren rakende het recht van de hoeve op Moorsel ivm het turven in de Somerense Peel op verzoek van de weduwe van Francis van den Boomen en Goort Hermans eigenaars van genoemde hoeve.
Uit het bovenstaande concluderen we dat in 1754 de ene helft van de oude hoeve Moorsel eigendom is van de familie Van de Boomen (met als pachter Thomas van Brey) en dat de andere helft eigendom is van broer en zus Antonie en Maria, kinderen van Joost van Moorsel, die de boerderij zelf exploiteren.
Gegevens uit het Helmonds cijnsregister
De eigenaars van de hoeve Moorsel hebben het recht om gebruik te maken van de zogenaamde Groene Gemeente tussen Mierlo en Helmond en moeten daarvoor jaarlijks een cijnsbedrag betalen aan de Heer van Helmond en dat wordt geregistreerd in het cijnsboek van Helmond. We vinden daarin de achtereenvolgende eigenaars op Moorsel terug en dat begint uiteraard met de Magister van Postel. Als de Staten Generaal in 1648 de goederen van Postel confisqueren en gaan verpachten, wordt vastgelegd dat de pachters voortaan de cijnsbedragen moeten gaan betalen. Vanaf dat moment zien we de opeenvolgende pachters in het Helmondse cijnsboek. Zo wordt in 1757 Cornelis Doers vermeld, die de cijns betaalt namens Jan en Jennemarie, de twee kinderen van Goort Hermans. Cornelis was zelf gehuwd met dochter Jennemarie. Zie voor de familierelaties de bijlage. Vanaf 1757 is Jan Goort Hermans de cijnsbetaler van het deel van Moorsel waarvan zijn vader eigenaar was. Uit het cijnsboek blijkt verder dat het gedeelte van Francis van den Boomen nog jarenlang door zijn weduwe Wilhelmina Fransen wordt beheerd. Beide delen blijken evenwel gezamenlijk en ongedeeld te worden verpacht. Het is in de praktijk nog steeds één boerenbedrijf. Daar komt verandering in bij de verkoop.
Volgens het Helmondse cijnsregister wordt het deel van Jan Goort Hermans op 14-3-1776 verkocht aan de uit Milheeze afkomstige Goort Hendrik van den Broek. Op 5-3-1784 (Lierop R 32) blijkt Goort van den Broek ook daadwerkelijk op Moorsel te wonen. Hij is dan zowel eigenaar als gebruiker en bewoner. Er wordt dan ook een nieuwe boerderij gebouwd.
Het deel van Francis van den Boomen wordt op 9-11-1779 verkocht aan Hendrik Kusters, die volgens archiefstukken ook op Moorsel gaat wonen. Opvallend is dat beide delen wel aan afzonderlijke personen verkocht worden, maar dat ze nog steeds één geheel vormen. Dat blijkt uit het feit dat de nieuwe eigenaars Hendrik Kusters en Goort van den Broek hun eigendommen pas in 1792 formeel opsplitsen. Het bakhuis met oven blijft gezamenlijk bezit.
Lierop R 33, 14-1-1792 erfdeling
Hendrik Kusters en Goort van den Broek, beijde inwoonderen alhier welke voornoemde comparanten met den anderen onbedeelt sijn competeerende huijsingen en goederen, so groese als akkerland, alle gestaan en geleegen alhier, ter plaedse genaemt Moorsel, (…..)
toe- en aanbedeelt aan Hendrik Kusters woonende alhier. Eerstelijk het oud huijs en schuur, stallinge, hof en aangelag, groot omtrent 4 loopense, so en in dier voegen als bij denselven in gebruijk is ……
Aan Goort van den Broek wonende alhier. Eerstelijk het nieuw huijs , met schuur stallinge hof en aangelag groot omtrent 5 a 6 lopense, gestaan en gelegen alhier op Moorsel, so en en in dier voegen als afgepaalt en bij hem in gebruijk is.
(….) en den voorsten verpligt weesen den agtersten te weegen, so als gebruijkelijk is en tussen naburen betaamt. Dan sal het den condivident van het 2e loth vrijstaan om van sijn akker door het velt van het 1e loth te varen na sijn velt het Latbroek. (……). Blijvende het bakhuijs en oven (etcetera) onbedeelt.
Waarschijnlijk al in 1776 is er op Moorsel een nieuwe boerderij gebouwd, waar Goort van den Broek gaat wonen. In 1792 hebben Goort van den Broek en Hendrik Kusters hun bezit officieel in tweeën gedeeld. Goort van den Broek neemt het nieuwe huis in gebruik en Hendrik woont op de oude hoeve, zoals ze die beiden al in gebruik hadden.
Goort van den Broek wordt opgevolgd door zijn dochter Josijna van den Broek, die gehuwd was met Francis Verberne. Francis was in 1832 volgens het kadaster nog steeds eigenaar.
Hendrik Kusters wordt als erfgenaam opgevolgd door zijn zoon Joost Kusters. Hij huwde drie maal. Zijn tweede huwelijk was met Josijna van de Waarsenburg, waarmee het niet gelukkig afliep.
8-6-1798 (Lierop R34) Op 7 juni 1798 werd het dode lichaam gevonden van Josijna van Waarenburg, huisvrouw van Joost Kusters, woonachtig op Moorsel. Het lichaam werd aangetroffen “in een graaf of sloot in het waater in het het parceel Nieuw Velt geheeten, gehorende aan Johannis van Bussel alhier op Moorsel almede woonagtig Zij blijkt verdronken te zijn.
Volgens het Helmondse cijnsregister wordt de boerderij van Joost Kusters op 14-11-1797 gekocht door Jan Francis van Brussel. Dat lijkt niet de juiste datum, want als Josijna van de Waarsenburg verdrinkt op Moorsel in 1798, woont Joost nog steeds op Moorsel en is Jan van Brussel zijn buurman. Zoals we verderop zien kocht Jan Francis van Brussel de andere helft van de hoeve Moorsel en dat zal wel op 14-11-1797 hebben plaatsgehad. Na 1798 koopt hij ook de boerderij van Joost Kusters. In 1832 was hij dus eigenaar van twee boerderijen op Moorsel.
De tweede halve hoeve van Moorsel
Uit het voorgaande is al gebleken dat de tweede helft van de hoeve op Moorsel in 1753 eigendom was van Antonie en Maria, kinderen van Joost van Moorsel. Vader Joost was al eerder pachter van deze helft van Moorsel. Uit de cijnsregisters van Helmond blijkt dat broer en zus Van Moorsel al in 1742 eigenaar waren. Het is waarschijnlijk dat zij hun helft van Moorsel tegelijkertijd gekocht hebben met de koop door de gebroeders Van den Boomen van de andere helft in 1740. Zij werden dan van pachter tegelijk ook eigenaar.
Op 18-10-1765 (Lierop R 30) maken Antonie van Moorsel en Maria van Moorsel, broer en zus, hun testament. Als erfgenamen benoemen zij de kinderen van Willemijn van Breij, wonende alle te Lierop, als mede de kinderen van Adriana Welten, wonende te Vlierden.
In 1768 is Antonie overleden en op 17-12-1770 ook Maria, want op die dag voldoen de erfgenamen van Maria van Moorsel een bedrag aan de armen, conform het testament. Op diezelfde dag verwerft Hendrik van den Boomen de hoeve. In een schepenakte van Lierop (R34) dd 14-11-1797 (zie verderop) wordt aangegeven dat de boerderij op Moorsel hem is aangekomen bij transport op 17 december 1770. Hendrik van Moorsel zal de hoeve op die dag gekocht hebben. Bij de erfdeling op 20-4-1764 van de goederen van zijn ouders Antonie van den Boomen en Anneke Verhees blijkt dat zijn ouders wel eigenaar van de watermolen van Stipdonk waren, maar niet van de hoeve Moorsel. Bij de verdere verdeling tussen de broers Huijbert en Hendrik van den Boomen op 20-6-1766 wordt bepaald dat Hendrik nog 1575 gulden zal ontvangen van Huijbert. Op 11-7-1766 verklaart hij dat bedrag daadwerkelijk ontvangen te hebben. Hendrik zal het gebruikt hebben om de hoeve op Moorsel te kunnen kopen.
Op 30-8-1771 (R 31) verhuurt Hendrik van Moorsel zijn hoeve op Moorsel aan Francis van Brussel.
Compareerde voor schepenen van Lierop ondergenoemt, Hendrik vanden Boomen molenaar en inwoonder te Mierlo denwelke verklaart verhuurt te hebben zijne hoeve genaamt Moorsel gestaan en geleegen alhier, aan Francis van Brussel woonende te Helmond
Bij de verhuur wordt o.a. bepaald:
Item zal den huurder de sloote die tusschen dese en andere hoeve van Moorsel geleegen is met den andere hoevenaar wel en na behooren moeten opmaaken, soo als tot bevrijdinge en aftrecke van water nodig geoordeelt zal worden.
Francis van Brussel zal kort daarop van Helmond naar Moorsel verhuisd zijn. Bij de verlenging van het pachtcontract op 12-12-1783 (R 32) door Antonetta van den Loverbosch, weduwe van Hendrik van den Boomen, wonende te Vlierden, wordt gemeld dat Francis inderdaad op Moorsel woont in de pachtboerderij.
Op 15-12-1787 (Lierop R 32) wordt tussentijds het huurcontract van Francis van Brussel gewijzigd. Er wordt een zinsnede uit het huurcontract geschrapt. Het betreffende zinsdeel is: “En voorts sal het aan deselve vrijstaen om alle jaren de huure voor de helft te konnen opseggen , om also in twee wooningen te konnen leggen in welk geval de huur of pagt met de lasten voor de mede verminderen”
In deze geschrapte zinsnede wordt aangegeven dat de huur elk jaar voor de helft kan worden opgezegd om er twee woningen van te maken, waarbij de huursom uiteraard wordt verdeeld. Kennelijk was het in de oude huurcontracten mogelijk om de hoeve in twee woningen te “leggen” en dus in twee delen te verhuren. In 1787 was dat blijkbaar niet meer nodig. Het schrappen van deze bepaling was kennelijk belangrijk genoeg om tussentijds het huurcontract te wijzigen. In 1791 wordt de huur door de weduwe van Hendrik van den Boomen aan Francis van Brussel ongewijzigd verlengd.
Op 14-11-1797 (Lierop R 34) komen we een beschrijving tegen van de hoeve van de weduwe Hendrik van den Boomen, omdat zij dan afziet van het vruchtgebruik van de hoeve ten voordele van haar dochters Petronella Luijtgarde en Anthonetta, “in echte verwekt bij wijlen voornoemde haare overleedene man”. De hoeve blijft verpacht aan Francis van Brussel. De beschrijving gaat als volgt: “Eerstelijk een huijs en stalling met het aangelag, sijnde een hoeve genaemt Moorsel, te samen groot omtrent een loopense nevens erve van Goort van den Broek. Item de helft van een schuur met den grond daar aan en bij gehoorende, groot omtrent een copsaad nevens erve van Goord van den Broek.” Er wordt ook gemeld dat Hendrik van den Boomen de hoeve destijds heeft verworven op 17-12-1770.
Alhoewel het niet wordt vermeld in deze schepenakte, zullen de twee dochters van Hendrik van den Boomen de hoeve op diezelfde dag hebben verkocht aan Jan Francis van Brussel, een zoon van de toenmalige pachter. Althans dat kunnen we opmaken uit de gegevens in het Helmonds cijnsregister. Jan Francis van Brussel is dan eigenaar van twee boerderijen op Moorsel.
Op 3-1-1800 (Lierop R 34) wordt een overeenkomst vastgelegd over de overdracht van de huiselijke boedel van Francis van Brussel en diens vrouw Maria van Bree aan hun zoon Johan van Brussel, bij wie zij blijven inwonen. Uit dit laatste kunnen we de conclusie trekken dat zoon Jan Francis van Brussel de boerderij bewoont, waar ook al zijn ouders woonden.
Situatie in 1832
De hoeve Moorsel is in de loop der eeuwen opgesplitst in drie boerderijen in 1832. Twee van die boerderijen zijn eigendom van Jan van Brussel. De eerste van die twee betreft de helft van de oude hoeve, die in 1689 in twee gelijke delen wordt verdeeld. In het linkerdeel van onderstaand schema staan de pachters en eigenaars van dit deel, dat we deel A zullen noemen. De andere helft is deel B, waarvan pachters en eigenaars in het rechterdeel van het schema staan. Deel B is ca 1776 weer verdeeld tussen twee eigenaars. Die delen geven we aan met B1 en B2. Deel B1 kwam ook in handen van Jan van Brussel. Deel B2 was in 1832 eigendom van Francis Antonie Verberne.
Wie woont waar?
In het bovenstaande hebben we de bewoners en eigenaars tot 1832 op een rijtje gezet. In dat jaar kwam de eerste kadasterkaart gereed en kunnen we dus de gegevens vergelijken met die van het kadaster.
Het meest eenvoudig is onderdeel B2, eigendom van Antonie Verberne. Het zijn alle percelen met een rode stip op de kadasterkaart van 1832. De boerderij die erbij hoort staat op perceel C66. Het is de meest westelijke boerderij. Op de betreffende plaats staat nu de boerderij Moorsel 9. Omtrent 1776 is op die plaats een nieuwe boerderij gebouwd door Goort van den Broek. Bij deze boerderij hoort ook de helft van de schuur op het perceel C63.
De andere helft op C64 lijkt aanvankelijk te horen bij deel A van de hoeve Moorsel. Die halve schuur wordt vermeld in de schepenakte van 14-11-1797 aangaande deel A van de hoeve Moorsel, zoals hiervoor al werd vermeld:
… de helft van een schuur met den grond daar aan en bij gehoorende, groot omtrent een copsaad nevens erve van Goort van den Broek.
Een andere mogelijkheid zou zijn dat de schuur bij deel B hoorde en dat bij de verdeling tussen Hendrik Kusters en Goort van den Broek (verdeling tussen B1 en B2) ieder de helft van de schuur kreeg. In de schepenakte over die verdeling is daarvan echter geen sprake. Zowel B1 als B2 heeft dan een eigen schuur. De splitsing van de schuur in twee helften heeft waarschijnlijk al plaatsgehad bij de eerste verdeling van Moorsel ca 1689. We zullen de halve schuur op C64 daarom rekenen tot deel A van de oude hoeve Moorsel. De boerderij die daar het dichts bij ligt is de boerderij op C80. Het is de meest zuidoostelijk gelegen boerderij en gezien de verdeling van de gebouwen is het ook de meest “centraal” gelegen boerderij. Het gebouw op die plaats is in de loop van de 19de eeuw verdwenen. De boerderij stond tussen de huidige adressen Moorsel 5 en Moorsel 7 in de huidige tuin van Moorsel 5.
De boerderij op C73 is de meest noordoostelijke boerderij en dat moet dan deel B1 zijn. B1 is het oudste gedeelte van B. Op die plaats zal de eerste boerderij gebouwd zijn vlak na 1689, het moment dat de eerste splitsing (tussen A en B) op Moorsel plaats had. Op de plaats van C73 staat nu de boerderij Moorsel 7.
Veranderingen na 1832
Na 1832 verandert er nog veel op Moorsel. De gebouwen van 1832 in hun toenmalige vorm bestaan niet meer. Het vermoedelijk oudste gebouw (deel A) is gesloopt. Daarvoor in de plaats werd iets zuidelijker de boerderij Moorsel 5 gebouwd in 1882. B1 is in 1886 en B2 in 1882 vervangen door nieuwe gebouwen op dezelfde plaats. Het zijn nu Moorsel 7 en Moorsel 9. De twee halve schuren zijn ook gesloopt. Op die plaats nu Moorsel 11. Na 1832 zijn er nog twee nieuwe boerderijen toegevoegd: Moorsel 1 in 1885 en Moorsel 3 in 1888. Vanaf 1888 staan er dus 5 boerderijen op Moorsel. De veranderingen in de bebouwing op Moorsel na 1832 is verder uitgewerkt in Moorsel, kadasteronderzoek 1832-1900.
Het stratenpatroon op Moorsel is na 1832 ook flink gewijzigd. Aanvankelijk was er een rechte weg in het verlengde van de huidige toegangsweg. Moorsel 5 is zo ongeveer midden op die oude weg gebouwd. In 1927 waren de nieuwe boerderijen al toegevoegd en was het oude stratenpatroon grotendeels nog ongewijzigd.
Later is het wegenpatroon gewijzigd en ontstond er een rondlopende weg. Bij het verharden van de weg naar Moorsel is dat nogmaals gewijzigd. De plaats van de boerderijen bleef daarbij ongewijzigd.
Bronnen:
Voor deze studie is gebruik gemaakt van de bijdrage van Wiro van Heugten, De bezittingen van Postel onder Lierop, in T. Maas, Lierop een beeld van een dorp. Daarnaast van de transcripties van het Rechterlijk Archief van Lierop op de website van heemkundekring De Vonder. Pierre van de Meulenhof en Ludo Boeijen maakten studie van de cijnsregisters van de Heer van Helmond. Zij gaven inzage in de resultaten daarvan voor wat betreft Moorsel. Tensloote is gebruik gemaakt van gedigitaliseerde bronnen op de website van BHIC.