Lierop, 16 mei 1986
Johan Otten
Bezoek aan de wal om Moorsel
Informatie van Henk Pinxten
(en Marinus Berkers)
Wandeling op 16 mei 1986 langs de omwalling van Moorsel-Oeyenbraak. Henk Pinxten (79), Lucien van der Eerden, Johan Otten. Pinxten kwam in 1918 met zijn familie vanuit Holland (omgeving Den Haag) naar Lierop. Er woonde al familie aan de Bakelsedijk. Het bedrijf beschikte over zeer slechte grond (onder meer met een groot duin erin) en de pachtprijs werd erg hoog. De familie woonde eerst op Oeyenbraak, daarna op Moorsel. Ze heeft tientallen hectaren grond in het gebied in eigendom gehad en Pinxten heeft er nu nog bezittingen. Zesentwintig jaar geleden verhuisde hij naar een woning aan de Hogeweg.
Start bij de Hogeweg, het zandpand naar de ‘Zonnetempel’. De wal zit er tot het terrein van Lucien vrijwel compleet in. Daar is-ie ’n stukje weg, maar voor de bocht is hij weer zichtbaar. In de bocht zegt Pinxten: “Hier zijn ze vreselijk aan het graven geweest”. Dat is te zien, verschillende stukken ontbreken.
Het was een hoge wal, met rechts (als we deze route volgen) een fietspad, aldus Pinxten. Dat fietspad was de meest gebruikelijke weg voor de bewoners van Moorsel om in Lierop te komen, aan de andere kant van de wal lag een karrespoor.
De wal is nu nog zelden hoger dan anderhalve meter en hier en daar slechts een lichte verhoging in het terein. Pinxten: “Om de zoveel jaar hebben ze er de humus en de bladeren afgehaald. De boeren namen dan ook graag wat grond mee. Zo is de dijk afgeplat. Vroeger was-ie hoger”.
Verder loopt de wal richting Moorsel, hier en daar uitstekend zichtbaar, op een punt over een lengte van ruim honderd meter niet meer te ontdekken. Het terrein is daar omgeploegd voor bosbouw. Pinxten kan zich niet helemaal oriënteren, maar de veronderstelling dat het ontbrekende stuk als een ongeveer rechte lijn mag worden doorgetrokken, spreekt hij niet tegen. Hij kan zich in elk geval niet herinneren dat hier een bocht heeft gezeten, zoals een andere bewoner aan Lucien heeft verteld. Zo’n bocht zou ook niet kloppen met de oude kadasterkaart.
Aan de achterkant van Moorsel, de volgende bocht, is de wal weer ’n stuk verdwenen. “Wij hebben hier zand afgegraven voor onder de koeien. En toen we hier klaar waren zijn we naar Oeyenbraak gegaan. Toen Pinxten bijna zeventig jaar geleden in Lierop kwam, was de wal dus aanzienlijk completer dan nu. Toch was het het op dit punt ook indertijd ‘maar ’n dijkje’.
Voorij de bocht van Moorsel kijken we met Henk Pinxten in de richting van de boerderij waar hij heeft gewoond. Hij herinnert zich het pad dat hier heeft gelopen en dat op de kaart van 1832 nog ingetekend staat: de doortrekking van de huidige verharde weg naar Moorsel, die nu in het gehucht doodloopt. Langs het pad liep volgens Pinxten ook een wal, tot op vijftig meter van hun huis.
Terwijl we hier rondkijken komt een andere oude Moorselnaar aangefietst: Marinus Berkers (83), die hier sinds 1917 woont. In eendrachtige samenwerking diepen hij en Henk Pinxten herinneringen op aan de tijd van vroeger:
Het Moorsels Loopke ontsprong achter het huis van Pinxten (klopt niet met de kaart; is waarschijnlijk een vergraving geweest). “Die loop liep altijd en dan stonden de wersveldjes {laag terrein aan het stroompje} nóg onder water”.
“Kijk”, wijst Henk, “dat was d’n dries van ons, en daar de lammendries, ginds de klaverwei en daar met die tip ons tipveld. Daar heb ik nog ooit een paard begraven. ’n Trouw beest, dat kon ik niet naar de destructor brengen. Diep in de grond vond ik toen stronken van broekbos”.
Meer toponiemen komen voor de dag: ’t kempke van Berkers, de gielekamp, de doeleman, de visweyer, de achterste en voorste kusters. Moer, waar Moorsel zijn naam aan ontleent, weten ze ook te zitten.
Richting Hogeweg weer. Achteraan wordt de wal hoger. Een gedeelte is de vorige winter omgeploegd, de aantasting gaat voort. Bij de Hogeweg ’n heel mooi stuk, maar om de bocht is-ie weer weg, ’n jaar of tien geleden afgegraven. Toch valt het verloop nog te ontdekken, aan de rand van het terrein. Pinxten meent althans stellig daar de laatste resten van de linkerflank te ontwaren. Weer wat verder zijn bomen blijven staan op een hoge zandvoet: duidelijke aanwijzingen.
Een stukje bos door, richting ‘huis Van der Schaar’. Een broer van Henk Pinxten heeft de wal hier afgeplat. Bij de grens van het huisperceel wordt het moeilijk, maar de afbuiging naar rechts valt terug te vinden. Links zou er logischerwijs ook een moeten zijn geweest, langs de beide boerderijen en aansluitend op ons beginpunt, maar daar is niets meer van te zien. Pinxten kan er zich ook niets van herinneren.
De afbuiging rechts dus. Die splitst op zeker moment als een vork. De tijd onbtreekt om nauwgezet te onderzoeken hoe die vork hier in de steel zit.
Lierop, 29 september 1986
Bezoek aan Moorsel met Jan Broertjes
Bezoek met J. Broertjes van de Rijks Geologische Dienst aan Moorsel, met name aan de putten die daar in en bij de omwalling zijn gegraven. Datum bezoek: 29 september 1986.
De heer Broertjes was verzocht aanwijzingen te geven voor het interpreteren van de bodemlagen waaruit de omwalling bleek te zijn opgebouwd. Verder wilden we graag tips voor de verdere aanpak van het onderzoek naar die wal.
De heer Broertjes maakte duidelijk dat het erg moeilijk is om een bodemlaag zo op het oog met grote stelligheid aan te duiden en in een bepaalde tijd te plaatsen. Wat het profiel in de wal betreft (foto A) kon hij wel aangeven wat de vaste bodemlaag is met de daarop gevormde podzolbodem. Daarboven is heel duidelijk door mensen grond opgebracht: geel, met donkere kluiten er doorheen. Alles wat daar boven zit is naar zijn idee een mengsel van opgestoven zand (opgevangen door het hout op de wal) en humus. Ook de dunne lichtere laag behoort waarschijnlijk tot dat pakket.
De put die op enkele tientallen meters van de wal is gegraven om een vergelijking met de structuur van de wal mogelijk te maken, blijkt heel wat interessanter dan we hadden mogen verwachten. De heer Broertjes, die in zijn loopbaan (en ook als amateur-archeoloog) al heel wat “zand heeft gezien” denkt er boven de vaste laag een oude bodem in te herkennen. Een akker met daar stuifzand overheen, maar niet gevormd in de late middeleeuwen, zoals gebruikelijk; nee, het zou kunnen gaan om een akker uit bijvoorbeeld de ijzertijd. Op het oude stuifzand is zich later een nieuwe bodem gaan vormen. Broertjes meent deze conclusie te mogen trekken uit de kleur en samenstelling van de oude bodem en het dekzand, want die zijn heel anders dan hij doorgaans aantreft. (Foto B).
Broertjes meent dat we hier een interessant project te pakken kunnen hebben. Het onderzoek moet niet beperkt blijven tot puur de omwalling, maar breder worden opgezet. Hij adviseert om meerdere putten te graven en profielen vast te leggen, zowel in de omwalling als er binnen en er buiten. Zo moet een beeld kunnen worden gevormd van het bodemgebruik in het verleden. Een grondboor kan hierbij ook goede diensten bewijzen. Verder is het zinvol om een hoogteprofiel te maken ter hoogte van de al gegraven putten, haaks op de wal, met ingemeten de akkers binnen Moorsel, de stuifzandrug, de verlaging naast de wal en de wal zelf. Het zou Broertjes niet verbazen als da verlaging aan de binnenkant van de wal een oude weg blijkt te zijn. Het is zelfs denkbaar dat de stuifrug een gevolg is van het gebruik van de weg. (Zie tekening). Graafwerk kan mogelijk sporen van zo’n weg aan het licht brengen.
Noodzakelijk is ook een intensieve veldkartering. Bij oude akkers horen oude scherven, die zullen in het gebied dus gevonden moeten worden om de theorie te onderbouwen. Voor het dateren van de wal zijn scherven eveneens onmisbaar.
Archiefonderzoek kan een volgende pijler zijn om het project te ondersteunen.
6 oktober 1986,
Johan Otten.