Oude boerderijen op ‘t Leurke in Boekel
Inleiding
Het Leurke is een oude buurtschap in het zuiden van Boekel. De oude kern is een groep boerderijen aan weerszijden van de weg. Aan de zuidkant Leurke 2-3 en 4. Aan de noordkant Leurke 6 met daarnaast een ongenummerde, leegstaande boerderij op het erf van Leurke 5. We noemen deze boerderij in dit overzicht Leurke 5a.
De boerderijen staan op gepaste afstand van de weg, waardoor een grote groene ruimte ertussen is ontstaan van huisdriesen met bijbehorende beplanting. Het ensemble Leurke 2-3, 4, 5a en 6 bestaat in 2017 uit vier boerderijen, waarvan er drie nog een losstaande schuur hebben. De schuur bij Leurke 5a is verdwenen, maar was er in 1832 wel en is tussen 1832 en 1880 nog een stuk verlengd.
Het gebied in zijn geheel is een fraai bestanddeel van een waardevol cultuurhistorisch landschap. Een ensemble van boerderijen, schuren, erven en huisdriesen, waar je trots op zou kunnen zijn. Aan de buitenkant zien de gebouwen er soms minder fraai uit, vooral vanwege de golfplaten op het dak. De boerderijen zullen in de loop van hun bestaan ook meerdere malen zijn verbouwd en aangepast. Sommige boerderijen zijn verbouwd tot T-huis, maar de stalgedeelten lijken nog allemaal hun authentieke vorm te hebben. Leurke 4, 5a en 6 en de schuur van Leurke 2-3, Leurke 4 en Leurke 6 zijn ook aan de binnenkant globaal bekeken en hebben nog een origineel houtskelet van ankerbalkgebinten. Dat is ook de verwachting bij Leurke 2-3, maar die boerderij is in 2018 door brand verwoest en de schuur is verwijderd.
Omdat veel van de daken voorzien zijn van asbest golfplaten, zullen die op niet al te lange termijn moeten worden gesaneerd. Die maatregelen en activiteiten betekenen vaak ook een bedreiging voor het hele gebouw. Het is daarom nuttig dat deze groep boerderijen tijdig de nodige aandacht krijgt. Van Leurke 6 is bekend dat er al een sloopvergunning is afgegeven. Goed onderzoek en een degelijke documentatie voorafgaande aan de sloop is wenselijk.
De eerste opzet van de boerderijen, die allemaal hallehuizen waren, kan gemakkelijk teruggaan tot in de 17de eeuw. Die boerderijen kunnen vooraf gegaan zijn door andere, nog oudere gebouwen. Leurke is niet historisch onderzocht, maar de globale opzet zal dateren uit het eind van de middeleeuwen. Ook de naam lijkt daar op te wijzen. Leurke kan gelezen worden als het Brabantse verkleinwoord van Laar. In het Brabants ondergaan verkleinwoorden een klankverschuiving en dat is ook gebeurd met Laar-Leurke. Laar-toponiemen gaan in Brabant terug tot minimaal de 15de eeuw, maar komen al veel eerder voor.
Op de kadasterkaart van 1832, maar ook op andere kaarten uit de 19de eeuw staat het gehucht aangegeven met de naam Gramsoort. Dat berust op een fout van de kaartenmakers. Gramsoort ligt verder westelijk in Boekel tegen de grens met Erp. Op latere kaarten staat Leurke wel juist aangegeven.
Boerderij Leurke 6
Leurke 6 is een verlengd oost-west gericht hallehuis. Een gebouw waarin woning en stal onder één dak zijn samengebracht. Het woonhuis in het westen, de stal in het oostelijk deel. Het gebouw heeft een houtskelet dat in opzet bestaat uit 6 ankerbalkgebinten, die grotendeels nog aanwezig zijn. Ter hoogte van de voorgevel zal gebint 1 gestaan hebben. Misschien nog aanwezig, maar niet zichtbaar. Het gebint in het woongedeelte (waarschijnlijk nummer 2) is deels verwijderd. Dat geldt in ieder geval voor een gebintstijl. Het woongedeelte kon door veel aftimmerwerk niet onderzocht worden. Ter hoogte van compleet aanwezig gebint 3 (met telmerken) is de scheidingsmuur tussen woning en stal. Het gedeelte op de begane grond bestaat (deels) uit een muur van zonnebakstenen (lemen muur). In de scheidingswand twee stallichten. Een ter hoogte van de schouw en een ter hoogte van een (verdwenen) bedstee naast de schouw. Tegen de scheidingswand is nog een oude pomp aanwezig.
Bij de zuidelijke gebintstijl van gebint 3 is als schoor een aslade gebruikt van een oude hoogkar.
Op de stal zijn de gebinten 4 en 5, beide voorzien van telmerken, nog compleet aanwezig. Boven dit gedeelte van de stal een sporenkap van eiken sporen met rechthoekige doorsnede.
In de loop van de tijd is aan de stalzijde het gebouw verlengd met een extra gebint zonder telmerken. Dat kan geconcludeerd worden omdat op de zolder te zien is dat de wormen aan beide zijden van het gebouw even veel zijn verlengd. Het dak boven de verlenging is opgebouwd uit rondhouten daksporen. Dit gebint heeft een zogenaamde kreupele stijl, waarvan het onderste deel van de stijl naar binnen verplaatst is. Een constructie die ongewoon is in Brabant.
Alle gevels zijn opgebouwd met baksteen, maar daarin zijn een aantal fasen te ontdekken. De westelijke dwarsgevel (van het woongedeelte) is voorzien van de jaartalankers 1784. In dat jaar zal deze gevel voor het eerst in baksteen zijn opgetrokken. De gevel is in zijn geheel gestuct zodat geen oude bouwsporen zichtbaar zijn. Het stucwerk is voorzien van pseudo-voegen. Niet uitgevoerd in de vorm van grote blokken, zoals gebruikelijk, maar er is een bakstenen gevel geïmiteerd, inclusief strekken boven de ramen en deur. Voegen zijn in het stucwerk uitgekrast en de “stenen” zijn rood gekleurd. De kleurlaag is hier en daar verdwenen.
In deze gevel een voordeur met bovenlicht en drie grote vernieuwde raamkozijnen, deels met het uiterlijk van zesruitsschuiframen. Er is een klein raam op zolder en aan de zuidkant een kelderraam met traliewerk.
In de noordelijke langsgevel is een zijldeur naar de voorstal. Ter hoogte van het woongedeelte is de zijbeuk iets verbreed en de gevel is verhoogd, zodat het dak hoger is dan op de stal. In de scheidingsmuur zijn (delen van) vlechtingen aanwezig. Dit wijst er op dat de verstening van het woongedeelte eerder plaatsvond dan de verstening van de langsgevel van de stal.
In de zuidelijke langsgevel twee vernieuwde deuren. Een ervan ter hoogte van voormalige potstaldeuren, die voor het overige deel zijn dichtgemetseld. In het stalgedeelte meerdere vernieuwde betonnen zesruitsstalramen, die ook in de oostelijke dwarsgevel voorkomen.
In de oostelijke dwarsgevel zijn ook potstaldeuren aanwezig geweest, die werden dichtgemetseld. Direct daarboven een hooiluik. Het benedendeel van het metselwerk is ouder dan het bovendeel. De muur is kennelijk niet in een keer opgetrokken maar in minimaal twee fasen. Het oudste deel bestaat uit baksteen uit de 18de eeuw, het bovendeel uit baksteen uit de 19de eeuw.
De oostelijke dwarsgevel staat nagenoeg tegen, maar los van gebint 6. Bij het verlengen van het stalgedeelte met dit gebint is geen gebruik gemaakt van de bakstenen gevel, waaruit de conclusie kan worden getrokken dat de bakstenen gevel later is toegevoegd. De bakstenen van deze gevel (het onderste deel ervan) zijn soortgelijk als de bakstenen van het woongedeelte en vermoedelijk 18de eeuws. Voorgevel (westelijke dwarsgevel) en onderste deel van de achtergevel (oostelijke dwarsgevel) zijn kennelijk beide in 1784 opgebouwd.
De verlenging van het stalgedeelte met een extra gebint moet dus al vóór 1784 zijn gerealiseerd. Minimaal één generatie eerder. De rest van het houtskelet, dat bestaan heeft uit vijf gebinten, moet nog ouder zijn.
In augustus 2018 werden de resultaten bekend van een jaarringenonderzoek aan de boerderij, uitgevoerd in opdracht van de Boekelse heemkundekring. De uitslag van dat onderzoek bevestigde het eerdere vermoeden dat de boerderij minstens uit de 17de eeuw moest dateren. Er werden 6 houtmonsters genomen uit de genummerde gebinten 3, 4 en 5. Uit de zes houtmonsters volgden vier dateringen. De kapdata van de gebruikte bomen zijn 1616 en 1617. Beide in de herfst of winter van dat jaar. De bouw zal daarom in 1618 plaatsgehad hebben. Dit jaar (2018) dus 400 jaar oud.
In het archief van het kadaster zit een kadastrale hulpkaart, getekend in het jaar 1878. Kort ervoor heeft een verbouwing plaatsgehad. Daarbij werd de noordelijke zijbeuk van de boerderij over de volle lengte verbreed en werd aan het stalgedeelte een uitbouw gerealiseerd over een deel van de oostelijke dwarsgevel. Het is aannemelijk dat de noordelijke gebintstijl van gebint 6 toen ook is omgevormd tot een kreupele stijl in verband met de toegankelijkheid van die uitbouw.
De huidige vorm van de boerderij dateert dus grotendeels van vóór 1784, maar is kort voor 1878 verbreed. Het is tamelijk uitzonderlijk dat er in zoveel jaren zo weinig aan de hoofdvorm is gewijzigd.
De combinatie van een grotendeels compleet houtskelet met een opzet van de boerderij die nog alle kenmerken van een hallehuis heeft is cultuurhistorisch gezien van grote waarde.
Op de kadasterkaart van 1880 is de uitbouw aan de oostelijke dwarsgevel van de boerderij nog aanwezig. Na 1880 is de uitbouw weer verdwenen.
Het interieur van het woongedeelte is ook nog recent aangepast aan nieuwe wooneisen. De indeling is daardoor geheel gewijzigd met uitzondering van de kelder.
Momenteel wordt een nieuw huis gebouwd vóór de oude boerderij en daarna zal de oude bouw worden verwijderd. Goede documentatie ervan is nodig en als het enigszins kan moet het houtskelet ongeschonden bewaard blijven voor een nieuwe toepassing.
Samenvatting bouwgeschiedenis Leurke 6
1618 | Bouw van een hallehuis van 5 gebinten |
1618-1784 | Verlenging van het stalgedeelte met een extra gebint. |
1784 | De voorgevel van de boerderij is in baksteen opgetrokken. Tegelijk ook een deel van de achtergevel. Van de zijgevels is dat niet bekend |
1878 | de boerderij wordt aan één zijde verbreed en er komt een aanbouw aan de achtergevel. Het later toegevoegde gebint wordt daarvoor aangepast. |
Na 1880 | De uitbouw aan de achtergevel wordt verwijderd. Het woongedeelte wordt (in fasen) intern aangepast. |
De bouwvorm in 2018 is grotendeels de bouwvorm van 1784.
De schuur bij Leurke 6
Op het erf staat een losse schuur, niet ongewoon bij hallehuizen. De schuur heeft de opzet van een dwarsdeelschuur en is opgebouwd uit vier ankerbalkgebinten met daarboven een sporenkap van eiken sporen. Later is de schuur aan de zuidkant verlengd met gebruik van staal en een dak van rondhout. Ook in de schuur is dus een oud en compleet houtskelet aanwezig met grote delen van de oude sporenkap. In de nog aanwezige houtconstructie is te zien dat aan de zuidkant van de schuur, vóór de verlenging, een groot dakoverstek aanwezig was. Een fenomeen dat elders in Brabant lang heeft standgehouden, maar dat in de regio Boekel voor zover bekend een schaars verschijnsel is. Restauratie van de schuur is goed mogelijk. De latere verlenging kan verwijderd worden en de grote overstek hersteld. Over de ouderdom van de schuur valt weinig te zeggen. Jaarringenonderzoek aan de gebinten is gewenst. Het oude gedeelte van de schuur is op de kadasterkaart van 1832 al aanwezig en op de hulpkaart van 1878 nog ongewijzigd.
Boerderij Leurke 5a
Het pand naast Leurke 6, slechts gescheiden hiervan door een slootje en een bomenrij, is ongenummerd en staat op het perceel van Leurke 5. We geven het hier aan als Leurke 5a. Het pand lijkt ouder dan Leurke 6 vanwege de vorm en afwerking van de gebinten.Het is een voormalig noord-zuid gericht hallehuis. Het woongedeelte is in twee fasen zijwaarts uitgebouwd. Als er aan één zijde een aanbouw is gerealiseerd ontstaat een L-vormige plattegrond en dan noemen we een dergelijke boerderij een krukhuis. Leurke 5a was zo’n krukhuis, maar later werd ook aan de andere kant een aanbouw gerealiseerd zodat aan weerszijden een kruk aanwezig is en de plattegrond T-vormig werd. Dat wordt dan doorgaans een T-huis of dwarshuis genoemd. Veel dwarshuizen zijn ontstaan doordat tegen het stalgedeelte van de boerderij, in één keer, een nieuw woongedeelte werd gebouwd met een nokrichting loodrecht op de stal. Bij Leurke 5a is dat niet het geval en zouden we moeten spreken van een dubbel krukhuis. Leurke 5a heeft daarmee een bijzondere bouwgeschiedenis.
Leurke 5a is van oorsprong een hallehuis. De telmerken van de gebinten 1, 2, 3 en 4 zijn waargenomen. Gebint 1 is deels ingemetseld in de korte dwarsgevel van het stalgedeelte. In het woongedeelte is een 5de gebint aanwezig, voor een groot deel ingemetseld en telmerken lijken er te ontbreken. Het gebint heeft aan de westzijde een kreupele stijl. In de westelijke rij stijlen is de onderkant van twee stijlen verwijderd ten behoeve van de aanleg van een mestput in de stal. De ankerbalken zijn daarbij ondersteund door een stalen constructie. Opvallend is verder dat de oude daksporen van de kap boven het woongedeelte bij het bouwen van de krukken gehandhaafd zijn gebleven. In het dak van het “dwarshuis” is dus de oude kapconstructie van het hallehuis nog aanwezig.
In augustus 2018 werden de resultaten bekend van jaarringenonderzoek van houtmonsters uit de gebinten. De afzonderlijke gebinten konden niet gedateerd, maar er is wel een gemiddelde datering van de houtconstructie op basis van monsters uit de gebinten 2 en 4. Die blijkt te dateren uit 1605. Die datering geldt in ieder geval voor de gebinten 1 t/m 4, die zich nu in het stalgedeelte bevinden. Die vier gebinten hebben dezelfde vorm, zijn op dezelfde manier bewerkt en bovendien met dezelfde soorten telmerken doorgenummerd van 1 t/m 4. Ook de delen van de worm boven die gebinten moeten van 1605 zijn, omdat er geen sporen aanwezig zijn van aanpassingen.
Gebint 5 in het woongedeelte heeft geen telmerken en een afwijkende opbouw. Bij de oostelijke zijde is een ankerbalkverbinding aanwezig, maar de westelijke kant is een kreupele stijl. De moerbalk loopt daar over de korte stijl door en kent daar dus een dekbalkconstructie. Op de ankerbalk staat een stijl die de worm ondersteunt. Verder valt het op dat de wormen boven het woongedeelte aan weerszijden doorlopen tot in de voorgevel. Bij de voorgevel zijn in de worm geen sporen van een schoor of van een pengat van een gebintstijl. Alles wijst er op dat de wormen zijn aangebracht met de bedoeling om direct in de voorgevel te worden opgelegd. Dat betekent dat gebint 5 en de wormen erboven, feitelijk dus de houtconstructie in het woongedeelte, tegelijk zijn aangebracht met de bakstenen voorgevel. Die voorgevel blijkt van 1804 te zijn. Dat jaartal staat op een gevelsteen in de noordelijke gevel.
De moerbalk van gebint 5 heeft aan de onderkant een afwerking met een kraal en dat duidt er ook op dat het gebint niet van 1605 zal zijn, maar jonger. Als laatste valt nog op dat de afstand tussen gebint 4 op de stal en het latere gebint 5 in het woongedeelte tamelijk groot is. De overspanning is te groot en dat is opgevangen door de bakstenen scheidingsmuur tussen stal en woongedeelte. Die scheidingsmuur staat tussen gebint 4 en gebint 5. Dit moet betekenen dat die bakstenen scheidingsmuur al aanwezig was toen gebint 5 werd toegevoegd. Omdat de wormen in de voorgevel werden opgelegd moet ook het oudste deel van de bakstenen voorgevel tegelijkertijd zijn aangebracht. Kennelijk is het woongedeelte in 1804 geheel vernieuwd. Gebint 5 is toegevoegd en tevens de bakstenen voorgevel. De bakstenen scheidingsmuur kan tegelijk zijn gebouwd, maar is mogelijk ook ouder en in 1804 al aanwezig.
Een laatste argument voor deze verbouwing is de las in de worm een stuk ten noorden van gebint 4, zowel in de oostelijke als de westelijke worm. Vanaf die plek moeten beide wormen boven het woongedeelte vernieuwd zijn. Het kan geen toeval zijn dat de wormen boven het stalgedeelte even veel over gebint 4 heen steken. Het is ondenkbaar dat ze bij de verbouwing van het woongedeelte op gelijke lengte afgezaagd zouden zijn. Ze moeten al langer die lengte hebben gehad. Dit is alleen verklaarbaar als we aannemen dat het gebouw aanvankelijk niet langer was dan de gebinten 1 t/m 4. Als er al eerder een gebint 5 aanwezig was, zou dat beslist zijn hergebruikt. We zagen al eerder dat het huidige gebint 5 dusdanig afwijkt van de gebinten 1 t/m 4, dat het moet gaan om een latere toevoeging. De conclusie is dat het oorspronkelijke gebouw bestond uit slechts vier gebinten. Het huidige woongedeelte, inclusief gebint 5 zijn later toegevoegd. We zien verder dat de wormen een behoorlijk stuk over gebint 4 doorlopen. Een dergelijke grote overstek vinden we nooit bij het woongedeelte van boerderijen, maar wel bij het stalgedeelte of bij schuren. Deze grote overstek bij gebint 4 wijst er op dat hier aanvankelijk geen woongedeelte aanwezig was. Het is heel goed denkbaar dat het oorspronkelijke gebouw van vier gebinten een schuur was. Die schuur is later in 1804 uitgebouwd tot een complete boerderij. Archiefonderzoek zou hierover misschien wat meer duidelijkheid kunnen verschaffen.
Verstening
Het gebouw is al vroeg voorzien van bakstenen gevels. De oudste delen ervan lijken uit de 18de eeuw, maar kunnen ook ouder zijn. De complete zuidelijke dwarsgevel resteert daarvan. Aan de westkant ruim voorzien van vlechtingen. In het midden zijn dubbele potstaldeuren aanwezig met daarboven een hooiluik. Ook de onderkant van de westelijke langsgevel is van dezelfde baksteen. Deze langsgevel is later (waarschijnlijk in de 19de eeuw) verhoogd, wat goed te zien is in de zuidelijke dwarsgevel, die boven de oude vlechtingen is verhoogd. Gezien de bouwnaad ter hoogte van de dwarsgevel lijkt het er op dat bij de oostelijke langsgevel aanvankelijk alleen een relatief lage voet van de gevel in baksteen is uitgevoerd. In de 19de eeuw is deze gevel geheel in baksteen opgetrokken. Daarin ook een, inmiddels dichtgemetselde, set potstaldeuren. Gezien de gebruikte bakstenen is het mogelijk dat tegelijkertijd ook de huidige scheidingsmuur tussen woon- en stalgedeelte is gebouwd. In die scheidingsmuur zijn meerdere bouwfasen te onderscheiden.
Zoals gemeld is in 1804 de boerderij, met name het woongedeelte, verbouwd of gebouwd en voorzien van een nieuwe bakstenen voorgevel. In deze noordelijke dwarsgevel is een smalle baan van oud metselwerk uit 1804 bewaard, inclusief een klein fragment van een vlechting. De huidige lengte van de boerderij dateert daarom uit die tijd.
Van hallehuis naar krukhuis en dwarshuis
Nadat in 1804 het woongedeelte verbouwd of gebouwd is en een nieuwe bakstenen gevel kreeg, is kort voor 1878 een kruk aangebouwd aan de westzijde van het woongedeelte. De gebruikte bakstenen en het metselwerk laten zien dat de oostelijke kruk later is aangebracht, tegelijkertijd met het bovenste deel van de bakstenen oostelijke langsgevel. De fasering is ook zichtbaar in de strekken boven de ramen in de voorgevel. Bij de eerste fase is sprake van een echte strek, die schuin is uitgewaaierd. Het metselwerk boven voordeur en ramen van fase drie zijn recht gemetseld en zijn in feite rollagen van anderhalve steen hoog. De voorgevel van het huidige pand is dus in drie fasen tot stand gekomen. Een klein deel resteert van 1804. Deze fasering zien we ook op de kadastrale hulpkaart van 1878 en op de kadasterkaart van 1880. Op die kaarten is alleen de westelijke kruk aanwezig. De oostelijke kruk is aangebouwd in 1925. Toen werd daarvoor de bouwvergunning aangevraagd, waarvan de blauwdrukken bewaard zijn gebleven.
Opvallend is een ingemetselde baksteen met daarin de tekst “Anno 1804”. Deze bevindt zich aan de oostzijde van de voordeur in de in 1925 aangebouwde kruk. Het baksel is ook afwijkend. Het kan bijna niet anders dan dat het een gevelsteen is, die was ingemetseld in het deel van de gevel, dat in 1925 werd vervangen en dus onderdeel was van het oudste metselwerk van de boerderij. Men vond het de moeite waard om de gevelsteen opnieuw in te metselen. Omdat de gevelsteen bij de eerste fase van de verstening hoort, weten we dat het oudste metselwerk uit 1804 moet dateren.
In het metselwerk van 1925 is bovenin een zolderraampje aanwezig. Het gaat om een oud en dus hergebruikt raamkozijn, dat ook al in de oudere gevel gezeten moet hebben.
In de voorgevel zit een voordeur met bovenlicht en vier grote originele zesruitsschuiframen.
Achtergevel en langsgevels zijn in de 20ste eeuw voorzien van betonnen zesruitsstalramen.
Het woongedeelte van de boerderij kende intern in de loop van zijn geschiedenis de nodige aanpassingen. Op de eerste plaats is dat de al genoemde vernieuwing van 1804. De latere aanpassingen hadden vooral te maken met de aanbouw van de twee krukken aan weerszijden van het oude woongedeelte. Er zijn vertrekken toegevoegd, waarbij ook de indeling is gewijzigd. Opvallend is dat het hoofdvertrek met daarin de schouw ongewijzigd is gebleven bij de verbouwingen van 1878 en 1925. In de westelijke kruk zijn de sporen zichtbaar van een bedsteewand. Dat zien we niet alleen aan de kleurverschillen in het schilderwerk, maar ook aan de plavuizen op de vloer. In de oostelijke kruk werden een gang, een kelder en een opkamer aangebracht met een vaste trap naar de zolder. Ze zijn nog ongewijzigd aanwezig, evenals de houten trappen naar de opkamer en de zolder. Op de zolder is ook nog een houten vertrek aanwezig als slaapkamer van de knecht. De zolderlaag boven het woonvertrek is ook in de originele staat behouden. Op zolder ook een windas met daaronder een zolderluik, gebruikt om zakken met graan naar de zolder te halen.
Bij de verbouwing in 1925 zijn de wanden in de gang achter de voordeur voorzien van imitatie schilderwerk (gemarmerde wanden met blokverdeling). Ook een aantal deuren hebben nog een imitatie van houtnerf beschildering.
Bij Leurke 5a behoorde een grote losstaande schuur, die op de kadastrale situatie van 1832 aanwezig is en in 1878 een behoorlijk stuk verlengd, zoals op de kadastrale hulpkaart van dat jaar duidelijk wordt. De schuur werd volgens de laatste bewoner Harrie van den Berg in het begin van de jaren 70 van de 20ste eeuw gesloopt. De houtconstructie bestond uit zes ankerbalkgebinten. Na de sloop zijn deze verkocht aan inwoners van Geldrop, die de gebinten hebben hergebruikt.
Samenvatting bouwgeschiedenis Leurke 5a
1605 | Bouw van een schuur of hallehuis van 4 gebinten met een grote overstek aan de noordkant. |
18de eeuw | De zuidelijke dwarsgevel en de onderkanten van de twee langsgevels zijn uitgevoerd in baksteen. Tegelijkertijd ook de scheidingsmuur tussen woon- en stalgedeelte. |
1804 | Bouw van het woongedeelte aan de noordkant met een nieuw gebint en een nieuwe bakstenen voorgevel. Tegelijk is de oostelijke langsmuur verhoogd. |
1878 | Woongedeelte wordt uitgebreid met een kruk aan de westzijde. |
1925 | Het woongedeelte wordt aan de oostkant uitgebreid met een tweede kruk. Het is dan een dwarshuis. Er wordt een kelder en opkamer toegevoegd. |
Leurke 4
Aan de zuidkant van Leurke, tegenover Leurke 5a en 6, staan twee oude boerderijen, Leurke 2-3 en Leurke 4. Beiden hebben een losstaande schuur. Leurke 4 is een dwarshuis. Het woongedeelte aan de oostzijde is een gebouw met een nokrichting loodrecht op die van het voormalig bedrijfsgedeelte aan de westkant. De plattegrond is T-vormig.
Zoals verwacht mag worden is Leurke 4 in fasen tot stand is gekomen. Juist zoals bij Leurke 5a is het dwarshuis in twee stappen gerealiseerd. De eerste stap is een verbouw in 1900. Bij die verbouwing is het woongedeelte in zuidelijke richting uitgebouwd, zodat een krukhuis is ontstaan. Nog later in de 20ste eeuw is ook aan de noordkant een uitbreiding gerealiseerd, zodat het uiteindelijk een dwarshuis is geworden.
De oudste uitbouw aan de zuidkant van het woongedeelte in 1900 leidde tot een krukhuis.
Vóór 1900 was Leurke 4 een verlengd hallehuis. In de boerderij zijn 4 ankerbalkgebinten zichtbaar. Door verbouwingen, toevoegingen en aftimmerwerk is niet direct duidelijk of er nog meer (delen van) gebinten aanwezig zijn. In het woongedeelte zijn de ankerbalkgebinten niet meer aanwezig. Ter hoogte van de scheiding van woon- en stalgedeelte zijn de wormen afgezaagd. In de kapconstructie van het dwarshuis lijken de afgezaagde wormen hergebruikt. Bij de verbouw tot krukhuis is het woongedeelte niet verlengd, zodat verwacht mag worden dat er vóór die verbouwing 2 ankerbalkgebinten aanwezig zijn geweest, die pas zijn verwijderd bij de laatste verbouwing tot dwarshuis.
Op het aangrenzende stalgedeelte zijn 2 gebinten zichtbaar. Beide gebinten hebben aan de noordzijde een kreupele stijl, die overigens beide verwijderd zijn. Kreupele stijlen werden gebruikt om de potstal ter plaatse te verbreden. Op zolderhoogte is te zien dat op deze oude gebinten een sporenkap rust, die gezien de bevestiging op de worm, nog in situ aanwezig is. Dat betekent dat dit deel van het gebouw naar alle waarschijnlijkheid niet verbouwd is geweest. Dit middendeel lijkt het oudste deel van de boerderij te zijn. Samen met het woongedeelte vormde dit een oorspronkelijk hallehuis.
Aan de westzijde van dit oude stalgedeelte is het bedrijfsgedeelte in het verleden verlengd met 2 ankerbalkgebinten. Deze 2 gebinten wijken af qua vorm en afwerking van de ankerbalkgebinten die in het midden van de boerderij op de stal aanwezig zijn. De worm heeft ook aan beide zijden van de boerderij een las op dezelfde hoogte. Deze verlenging moet al vóór 1832 gerealiseerd zijn, want de lengte van het gebouw op de oudste kadasterkaart is ongewijzigd gebleven. In één van de ankerbalken van de toegevoegde gebinten is het jaartal 1805 aangebracht. Dat zal het jaar zijn waarin de verlenging werd gerealiseerd. De verlenging is aangebracht om de boerderij uit te breiden met een schuurgedeelte, waarin de oogst werd opgetast. Deze toevoeging van een schuuurgedeelte is een ontwikkeling die veel voorkwam. Het oude hallehuis werd daardoor een kortgevelboerderij. Op de foto uit de jaren 50 van de 20ste eeuw is te zien dat de hoge schuurdeur mogelijk is gemaakt door het dakgedeelte bij de schuurdeur op te tillen. Die verhoging en de schuurdeur zijn inmiddels verdwenen.
In de schuur van Leurke 4 liggen nog stijlen en een ankerbalk opgeslagen van een oud gebint. Volgens zegslieden zou dat een gebint van de boerderij zijn geweest. De boerderij moet dus een tijd lang nog langer zijn geweest dan nu.
Dendrochronologisch onderzoek van de oudere gebinten kan wellicht meer helderheid geven over de aanvankelijke bouwdatum van Leurke 4, maar de oudste bouw is vóór 1805 al langere tijd aanwezig. De ouderdom van de boerderij gaat dus zeker terug tot in de 18de eeuw.
Opmerkelijk is nog de kadastrale hulpkaart van 1900. Op die kaart is een boerderij getekend, die een stukje gedraaid is ten opzichte van de situatie vóór 1900. Dat zou betekenen dat de gehele houtconstructie in die periode een klein stukje verplaatst is. Gezien de bevestiging van de daksporen op de wormen is er niets gedemonteerd en is het hele houtskelet in zijn geheel verdraaid. Dat is niet onmogelijk. Het verplaatsen van het houtskelet van schuren en boerderijen kwam wel vaker voor. Maar hier valt op dat het om zo’n kleine verplaatsing gaat, waarvan het nut om die reden niet aanwezig lijkt. Eerder lijkt het er op dat de oudste kadasterkaart niet erg zorgvuldig is opgemeten en dat in 1900 die situatie is gecorrigeerd.
De schuur van Leurke 4
Bij de boerderij staat een losstaande schuur. Het dak gedekt met golfplaten en de wanden gevormd met damwandplaten. Het uiterlijk oogt niet bijzonder, maar het verbergt in het inwendige een pareltje van een dwarsdeelschuur. Binnenin de schuur zijn 4 ankerbalkgebinten aanwezig, genummerd 1 t/m 4. Daarop rust de worm met een gave en complete sporenkap. Het geheel lijkt volledig origineel en in authentieke staat. Op één van de gebinten is een datum aangegeven: 14-5-1824. Deze datum is op dezelfde wijze aangebracht dan die in de boerderij, maar is 19 jaar later. Waarschijnlijk is de eigenaar cq de aannemer dezelfde personen geweest.
Leurke 2-3
De boerderij op Leurke 2-3 is niet bezocht, zodat er weinig over de bouwgeschiedenis is te zeggen.
Verkennend kadastraal onderzoek leert dat de hoofdvorm van Leurke 2-3 al in 1832 bestond. Deze hoofdvorm heeft een wat merkwaardige plattegrond. Het is in principe een rechthoekig gebouw, dat zowel aan de westkant als aan de oostkant een uitbouw had. Zo’n uitbouw kan er heel goed op wijzen dat we hier te maken hebben met een zogenaamde hoekgevelboerderij. Bij een dergelijke boerderij is het woongedeelte langer gemaakt, maar niet over de volle breedte van het gebouw, maar slechts over een deel. Daardoor ontstaat een hoek in de voorgevel. Tegelijkertijd is er ook een uitbouw aan de andere dwarsgevel van de boerderij, waar we het stalgedeelte zouden verwachten. Een dergelijke plattegrond is ongebruikelijk.
Er is een aanbouw gerealiseerd in 1875. De schuren blijven dan ongewijzigd. Later moeten er nog meer wijzigingen zijn aangebracht. Uiteindelijk was dit ook een dwarshuis. De boerderij is in 2017 door brand verwoest.
De schuur van Leurke 2-3
Op het erf van Leurke 2-3 stond een oude dwarsdeelschuur van 6 gebinten. In september 2018 is de schuur gedemonteerd en verwijderd. Het is een opvallend brede schuur, die tweebeukig van opbouw is. De voorgevel (oostelijke langsgevel) van de schuur is iets hoger dan de westelijke langsgevel. In de gevel zijn gebintstijlen aanwezig waaraan moerbalken zijn verbonden met een ankerbalkconstructie. De moerbalken lopen door tot de westelijke langsgevel en zijn daar met een dekbalkconstructie aan stijlen verbonden. De moerbalken in het midden van de schuur, aan weerszijden van de deel of inrit, lopen in één stuk door tot de westelijke gevel. De moerbalken van de andere vier gebinten hebben een las en zijn daarom ondersteund door standvinken. De standvinken zijn duidelijk hergebruikte stijlen van een ander gebouw. Omdat de las in de moerbalken is vastgemaakt met ijzeren bouten en schroeven zal de schuur dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. Kadastraal onderzoek kan dat wellicht bevestigen.
Jan Timmers, Gemert, juni 2017, aangevuld met Leurke 4 in juni 2018, herzien in aug 2018 en aangevuld met de schuur van Leurke 2, in september 2018 weer herzien en aangevuld. In oktober 2018 aanpassing Leurke 5a en aangevuld met de schuur van Leurke 2-3.
Verantwoording en aanbeveling
De beschrijving hierboven is samengesteld op basis van bezoeken aan de beschreven boerderijen op Leurke in Boekel. Het eerste bezoek was op 21 maart 2017, op verzoek van en samen met leden van heemkundekring St Aachten op Boeckel. In 2018 zijn nog twee bezoeken gebracht.
Tenzij anders aangegeven zijn de foto’s van de auteur. De kaartjes zijn afkomstig van de beeldbank van RCE (kadaster 1832), www.topotijdreis.nl (topografie 1935) en www.openstreetmap.nl (situatie 2016). De kadastrale hulpkaartjes komen uit het archief van het kadaster en worden bewaard in het BHIC in Den Bosch.
Jef Verhoeven leverde een afbeelding van de kadasterkaart van 1880 en de tekeningen van de verbouwing van Leurke 4 en 5a. Toon van Lankvelt leverde de oude foto van Leurke 5a.
In juni 2017 is beperkt kadastraal onderzoek uitgevoerd in het archief van het kadaster (BHIC), hetgeen een aantal informatieve hulpkaartjes opleverde.
Inmiddels publiceerde Jef Verhoeven in De Wanmeule (nr 52, juli 2017) een artikel onder de titel Boekelse Buurtschappen – ’t Leurke, over het Leurke en haar bewoners.