Over de “Hoge Burcht” van Uden

Van de burcht of burgt in Uden, die vaak omschreven wordt als de Hoge Burcht, is maar één enkele vermelding in de bronnen terug gevonden. Het betreft een aantekening in de jaarrekening van de rentmeester van het Land van Ravenstein over het jaar 1486/87. Hermans nam de hele jaarrekening op in zijn werk over het Land van Ravenstein1. Het betreffende fragment luidt als volgt.

De rekening van de rentmeester

Rekening der ontvangsten en uitgaven aan het land van Ravestein van St. Lambert 1486 tot St. Lambert 1487. (Oorspronkelijke “rekenynghe Ian Ducroeux, rentmeyster der lande van Ravesteyn, van Herpen en van Uden, “ berustende in het Kleefsch – Marksch archief te Dusseldorp.)

Inkomsten der burg te Uden, onlangs den heere van Ravestein aangekomen.

Erfpacht van drie hofsteden bij de burg.             f 4 ½ – 11 ¼  -0.
Erfpacht van den hoogen beemd, in de burg gelegen. ƒ 6-0-0.

Erfpacht van een stuk beemd, “Mogghen beemtken” genaamd, in de burg..ƒ 1½ -0-0.

Erfpacht van een stuk beemd in de burg, “Haupvelken” genaamd……ƒ 1-0-0.

Erfpacht van een olijmolen, dezelve burg toebehoorende, en die voertyts in deser borch ghestaen heeft en biden water ghegaen heeft;……die welcke olymoelen, mids ghebreck van water, om datmen daer altyt niet water en hadde, om die te orbaren, wt deser borch ghetoghen is, en. is ghemaeckt om metten peerden te orbaren ƒ 5-5-0.

Summa 18 Rgl. 16 st. 1 oort.

 

Inkomsten uit goederen tot dezelfde burg behoorende.

Pacht van een stuk beemd in de burg gelegen, genoemd de “Smedebeemt”, in erfpacht uitgegeven, onder beding, van de sloten langs den voors. beemd en de eene zijde van het Rijbroek en Eeusel op te graven en te onderhouden, en met elzen pootsel te beplanten f 5-21¼ -0.

Pacht van een stuk beemd in de burg, “Heyn Rombouts beemt” genoemd………. ƒ 3 – 3 – 0.

Pacht van “Ian Grietenss. beemt.” .. ƒ 2 – ½ – 0.

Pacht van “Ian Grietenss beemt”. . ƒ 2 – ½ -0.

Pacht van “Katherinen beemt.” … ƒ 4 – 7 ½ -0

Pacht van “dat groet Eeusel” . . . . ƒ 5 – 17 -0.

Pacht van “Loevis kempken” . . . ƒ 2 ½ -11 ½ -0.
Pacht van den “borch berch metten graften tusschen die twee hecken.”…………..ƒ 0 – 18 – 0.

Summa 26 Rgl. 6 st. 3 oort.

Tot zover het fragment uit Hermans.

Waar ligt de burgt?

Alle teksten die handelen over de burcht van Uden zijn gebaseerd op deze tekst. In de tekst zelf wordt nergens vermeld dat het om een kasteel gaat en ook niet waar de burcht van Uden gelegen was. In de eerste helft van de 20ste eeuw schreef Piet de Groot over de geschiedenis van Uden en hij is degene die een plaats aanwijst voor de burcht. Hij schrijft dat hij de burcht zoekt “ter plaatse van de Hooge Burcht aan de noordzijde van het Moleneind op de grens van de hoge- en de broeklanden.”

In de burcht stond een oliemolen, die aanvankelijk werd aangedreven door water, maar omgebouwd werd tot rosmolen. Piet de Groot vermeld over de locatie van die watermolen dat hij gestaan moet hebben “waar Aalstgraaf en de loop uit de Rakt te samen komen, voor ze in de Leijgraaf uitmonden.”

Verderop schrijft hij: “De boezem van dien molen in de Burg hiervoor eerder vermeld, die wegens gebrek aan water in paardenkracht moest worden omgezet, zoeken wij, in dat opvallende lage gedeelte van Loo, waarvoor de weg zo’n grote bocht maakt.” 2

Andere auteurs hebben de suggestie van Piet de Groot overgenomen en hebben ook meteen voor deze burcht de naam “Hoge Burcht” gebruikt. Echter uit de omschrijving van Piet de Groot is niet meteen een exacte locatie aan te wijzen. Op de kadasterkaart van Uden uit 1832 is er aan de noordkant van Moleneind een groep percelen aangegeven met de naam Hooge Beurgt. Dat zou de plek kunnen zijn die Piet de Groot bedoelt. Maar uit de omschrijving van de burcht uit 1486/87 is duidelijk dat in de burcht een oliemolen aanwezig was, die door De Groot gelokaliseerd wordt op de plaats waar de Aalstgraaf in de Leijgraaf uitstroomt. Op de kadasterkaart van 1832 is op die plek sprake van een groep percelen met de naam Burgt Huiske. Een verwijzing naar “Burgt” is hier ook duidelijk aanwezig, maar die plaats ligt hemelsbreed toch wel een paar honderd meter verderop.

Op de topografische kaart van ca 1840 zijn rood omlijnd de percelen aangegeven met de namen Hooge Beurgt (A) en Burgt Huiske (B). De blauwe lijn geeft de Aalstgraaf aan, die echter twee mogelijke tracés heeft, die met een blauwe stippellijn zijn aangegeven. Vanuit het noorden is met een blauwe stippellijn de waterloop aangegeven die vanuit de Rakt komt. In rood nog een paar oude veldnamen.

Op de topografische kaart van ca 1840 is een en ander aangegeven. Ten noordoosten van percelengroep A (Hooge Beurgt) ligt het gebied Aalst, waar onlangs een merovingisch grafveld is aangetroffen. Pal ten zuiden van die percelen ligt de Hooihof met daar weer zuidelijk van de Asseldonk. Het gebied ten zuidwesten van percelengroep A heet Moleneind en dat is ook een mogelijke verwijzing naar een watermolen. Al met al een tamelijk moeilijk te interpreteren situatie. Het gebied dat de naam “burcht” of “burgt” draagt strekt zich kennelijk uit over een tamelijk groot gebied ten noordwesten van Moleneind. Ook uit de omschrijving in de jaarrekening van 1486/87 blijkt al dat met “de burcht” op dat moment al een groter gebied wordt bedoeld, immers er liggen diverse percelen beemden en velden in. Bovendien liggen er drie hofsteden die bij de burgt horen. Het tracé van de Aalstgraaf is ca 1840 ook niet direct aanwijsbaar, omdat er twee mogelijkheden zijn.

Een burchtaanleg of toch niet?

Als we teruggaan naar de bron dan lijkt het nog maar de vraag of in dit geval met de naam “burcht” of “burgt” een kasteelachtig geheel bedoeld wordt. De uitgestrektheid van het gebied met die naam doet anders vermoeden. Bovendien staat vermeld dat het bezit “onlangs den heere van Ravestein aangekomen” is. Als hier een kasteel of burchtaanleg aanwezig was, zou je er toch vanuit mogen gaan dat het terrein al lang eigendom van de landsheer zou zijn. Kennelijk kocht hij het terrein pas in of kort voor 1486. Het is daarom veel waarschijnlijker dat hier niet een voormalig kasteel wordt bedoeld, maar het grondgebied dat hoorde bij een groot oud landgoed of omvangrijke hoeve. Een situatie die ook aanwezig was rond het gehucht Burcht in Boekel. De naam burg komt vaker voor als aanduiding voor een landgoed of hoeve. De Burghoef in Best is daar ook een voorbeeld van. Er zijn veel meer middeleeuwse hoeven met een naam die eindigt op –borg of –berg. Scherpenborg, later Scherpenberg in Gemert, Edelenborch in Someren; hoeve Cauwenborg in St Oedenrode en Aarle-Rixtel; Lochtenburg in Veghel; Schuilenburg in Erp; Batenborg en Blankenborch in Schijndel; Aardenburg in Middelrode; Kuilenborch in Nuenen; Kreitenborch in Someren en Krakenborch in Son en Breugel.3. Van geen van deze hoeven of landgoederen is bekend dat er een kasteel aanwezig is geweest. De naam ‘burgt’ heeft kennelijk lang niet altijd de betekenis van een kasteel of burcht.

De borch-berg

Toch is er nog een zinsnede in de rekening van de rentmeester die wél een burchtaanleg suggereert. We lezen namelijk over een “borch berch metten graften tusschen die twee hecken”, die ook bij de burcht hoort. “Borch berch” kunnen we interpreteren als een burchtberg, mogelijk een berg waar de burcht bovenop stond. We kunnen dan denken aan een zogenaamd motte-kasteel. Een kasteel boven op een kunstmatige heuvel. Mottekastelen kenden altijd een grachtenstelsel rondom de motte en daar is hier ook sprake van. Met “graften” is niets anders bedoeld dan kunstmatig gegraven water en dat kunnen dus grachten zijn. De eerlijkheid gebied te zeggen dat met “graften” ook gewone gegraven sloten bedoeld kunnen zijn. De twee hekken maken het raadsel niet kleiner.

Maar met de ‘borch berch’ en ook met de naam Hoge Beurgt kan ook nog wat anders bedoeld zijn.

Profiel door het perceel Hoge Beurgt. De Peelrandbreuk zorgt over een afstand van 100 meter voor een hoogteverschil van maar liefst 3 meter. (bron: www.ahn.nl)

Tussen het Burgthuiske en de Hoge Beurgt (de percelen A en B op het eerste kaartje) loopt namelijk de Peelrandbreuk. Aan de westkant ligt de laaggelegen slenk en aan de oostkant ligt de Peelhorst. Het perceel Hoge Beurgt ligt precies op de hoge rand van de Peelrandbreuk en maar liefst drie meter hoger dan het aangrenzende perceel. Zo’n groot hoogteverschil valt direct op en het is dan ook niet verwonderlijk dat juist dit perceel ‘Hoge Beurgt’ wordt genoemd en dat er gesproken wordt over een berg. De termen ‘hoog’ en ‘berg’ duiden meer op de hoge ligging en niet zozeer op de hoogte van een burchtgebouw of op een motte met daarop een hoog gebouw.

De hoogtekaart van het gebied De Burcht. De Peelrandbreuk is door het hoogteverschil heel goed zichtbaar in dit gebied. De hoge Burcht heeft het aanzien van een berg. Bovenaan op de kaart het gebied Annabos, waar de breuk het duidelijkst zichtbaar is. De plaats van de ster geeft de waarschijnlijke locatie van de watermolen aan. (bron ondergrond: www.ahn.nl)

Eigenaren

Als er al een oude burchtaanleg aanwezig was in de buurt van Moleneind dan komt ook direct de vraag naar voren van wie die burcht dan zou moeten zijn. De parochie Uden maakte deel uit van het Land van Ravenstein, maar dat gebied was opgebouwd uit meerdere delen. Het land van Herpen met een burcht/kasteel in Herpen komt in historische bronnen meermalen voor. De parochie Uden was daarvan aanvankelijk geen integraal onderdeel. Het Land van Herpen was een leengoed van de hertog van Brabant en de parochie Uden was een leen van Kleef. Wie aanvankelijk de dienst in Uden uitmaakte is moeilijk te achterhalen. In de bronnen komen we geen Heren van Uden tegen die eigenaar geweest zouden kunnen zijn van een oude burcht. In sommige teksten is wel gesuggereerd dat de familie Van Uden aanvankelijk heren van Uden waren, maar dat kan niet onderbouwd worden. De familie Van Uden duikt in de loop van de 13de eeuw op in archiefstukken. Het betreft steeds inwoners van Den Bosch, die weliswaar een adellijke achtergrond kunnen hebben en waarschijnlijk uit Uden afkomstig zijn, maar niets wijst op heerlijke rechten of het bezit van een kasteel in Uden4. Op deze manier vinden we dus ook geen aanwijzing dat er een voormalig burchtterrein was in Uden. Al met al moeten we grote vraagtekens zetten bij een kasteel met de naam Hoge Burcht in Uden.

Onderzoek nodig

Om nu meteen te zeggen dat die burcht er helemaal niet was, is wel erg kort door de bocht. Nader onderzoek op plaatsen waar de burcht gelegen zou kunnen hebben is nodig om alles uit te kunnen sluiten. De Brabantse kastelen expert Bas Aarts doet momenteel onderzoek naar oude burchtterreinen in Brabant. Bovenstaande twijfel deelt hij wel, maar constateert dat pal ten zuiden van de Lage Burchtweg op de hoogtekaart een opvallende verhoging aanwezig is, die de schijn wekt van een kunstmatige aanleg.5 Het gaat daarbij om een perceel op de kaartjes pal ten zuiden van het terrein met de naam Hoge Burcht. Nader (archeologisch) onderzoek kan daarover misschien uitsluitsel geven. Het lijkt de ‘laatste kans’ op een oud burchterrein.

Wel een watermolen

Los van de vraag of in de buurt van het Moleneind een oude burcht lag kunnen we wel met zekerheid zeggen dat er sprake was van een watermolen. De plaats van die watermolen was ergens in het gebied met de naam “burgt” en waarschijnlijk is dat ergens op de Aalstgraaf. Het is mogelijk dat dat de plek is die ca 1840 de naam Burgt Huiske had. Een plaats verder naar het oosten en dichter bij het gehucht Moleneind is waarschijnlijker. De Peelrandbreuk zorgt voor een groot hoogteverschil en dat is voor een watermolen een belangrijk punt. Landschappelijk gezien zou je daarom verwachten dat de watermolen was aangelegd dicht bij de plaats waar de Aalstgraaf de Peelrandbreuk kruist. Een plek ten noordwesten van het perceel Hoge Beurgt. Op de voorgaande hoogtekaart is die plaats met een ster aangegeven. Op de luchtfoto hieronder eveneens.

Vanuit de lucht (Google Maps) anno 2018. Rood omkaderd: De Hoge Burcht; rode ster: vermoedelijke plaats van de watermolen; streeplijn: de Peelrandbreuk

Jan Timmers
Juli 2017, aangevuld maart 2018

Noten

  1. dr. C.R. Hermans, Verzameling van Charters en Geschiedkundige bescheiden betrekkelijk het Land van Ravenstein, deel 1, ’s-Hertogenbosch 1848, blz 691 en 692
  2. Citaten van Piet de Groot zijn overgenomen uit Bijdrage tot de geschiedenis van Uden door Piet de Groot, deel 20; Sprokkelingen jrg 28, nr 111, blz 15.
  3. Henk Beijers & Geert-Jan van Brussel, Van d’n Aabeemd tot de Zwijnsput. Toponiemen in de cijnskringHelmond vóór 1500 in naamkundig en nederzettingshistorisch perspectief; Helmond, 1996
  4. Jan Timmers, De oudste vermelding van Uden; Er was geen Ricolt van Uden in 1190; Sprokkelingen nr 117, september 2016.
  5. Mailwisseling met Bas Aarts over de mogelijke Hoge Burcht van Uden.