Krukhuizen

Het woongedeelte van een hallehuis had een beperkte omvang. In de 18de en 19de eeuw werd er gezocht naar manieren om het woongedeelte en daarmee het wooncomfort te verhogen. Eén van de manieren om het woongedeelte van hallehuizen uit te breiden is een aanbouw of uitbouw in zijwaartse richting. Het gaat daarbij niet om een simpele verbreding, maar om een zijwaartse uitbouw met een eigen dak, waarvan de nokrichting loodrecht op het dak van de boerderij staat. Hierdoor ontstaat een L-vormige plattegrond, de vorm dus van een deurkruk.

Bij de uitbreiding tot krukhuis wordt de hoofdvorm van de boerderij niet gewijzigd en blijft de voorgevel grotendeels gehandhaafd. De zijwaartse uitbouw wordt als het ware tegen de zijgevel van de boerderij aangezet, waarbij het dak boven de nieuwe aanbouw wordt verbonden met het bestaande dak. Dat het om een latere toevoeging gaat blijkt uit het feit dat soms het oude dakdeel binnen in de boerderij ter hoogte van de zijwaartse uitbouw voor een deel nog aanwezig is. Dat is bijvoorbeeld het geval bij krukhuizen in Boekel en Gemert. In andere gevallen is te zien dat het een latere uitbreiding is omdat het gebruikte hout bij het dak boven de kruk duidelijk verschilt van het dak van de hoofdbouw. Bij de hoofdbouw is vaak sprake van een sporenkap met rechthoekige, eiken sporen en boven de aanbouw is vaak rondhout gebruikt.

Krukhuis aan de Broekstraat in Gemert. De hoofdbouw is van ca 1620 en de aangebouwde kruk van 1857