De basis van Milheeze: een oude wegenbundel
Een historisch geografische verkenning
Jan Timmers, 12 mei 2004

De structuur van nederzettingen wordt grotendeels bepaald door het patroon van wegen en paden. Veel wegen en paden zijn pas ontstaan na de nederzetting zelf. Soms is een enkele doorgaande weg ouder dan de nederzetting. Het betreffende dorp is in zo’n geval langs die doorgaande weg ontstaan. In Milheeze geldt iets dergelijks, maar de oude doorgaande weg is in dit geval een wegenbundel van prehistorische oorsprong.
Prehistorische route
Milheeze ligt op een dekzandrug die tamelijk ver naar het oosten het Peelgebied inloopt. De dekzandrug sluit bovendien aan bij een oude maasterrasrand. Al in de prehistorie was er een route van Bakel naar Venraij door de peel (via de Hazenhut). De route liep ten zuiden van Milheeze en volgde het hoogste gedeelte van de dekzandrug. Vanaf Hoeven volgde de weg de oude maasterrasrand, die ter hoogte van de Bultweg naar het noordoosten afboog om uiteindelijk via de Korenhorst de Hazenhut te bereiken, waar de route aansloot bij een weg vanuit Gemert naar Venraij. In onderstaande figuur is deze route de meest zuidelijke en oostelijke rode lijn.

De huidige verharde weg (Peeldijk) volgt niet het oude tracé. De prehistorische route volgde de rand van het voormalig Maasterras. Dat tracé is ten noordwesten van de Peeldijk nog grotendeels aanwezig in de vorm van een fietspad en een zandweg. Tussen Groesvlaas en Bultweg kruist de oude route de huidige Peeldijk. De route vanaf dit punt tot aan de Schutsboom ten westen van de dorpskom van Milheeze bestaat uit een bundel van wegen, waarvan er nog drie (deels) bestaan. De meest zuidelijke is de Hoefweg, die het maasterras volgt. De noordelijke is de huidige Peeldijk, die nog een verder naar het noorden gelegen “omweg” kende langs de noordrand van de bossen ten noorden van de Peeldijk. Tussen deze twee ligt nog een derde variant, die deels nog bestaat als zandweg vanuit de Hoeven door de bossen richting het oosten. In de bossen Achter de Hoeven zijn nog restanten in het terrein aanwezig van andere varianten van de wegenbundel.
De twee zuidelijke tracé’s komen ter hoogte van Hoeven bij elkaar en vervolgen dan gezamenlijk in westelijke richting via de Hoevense Klamp, dwars over de oude akker (de oorspronkelijke dekzandrug) ten zuiden van Milheeze. Het oude tracé over de Hoevense Klamp is voor een groot deel inmiddels verdwenen, maar op oude kaarten prima te lokaliseren.
Deze zuidelijke variant, die dus het oudste is, sloot aan de westkant van Milheeze ter hoogte van de Schutsboom weer aan bij het noordelijk tracé.
Dat deze route van prehistorische oorsprong is kan worden geconcludeerd uit de archeologisch bekende vindplaatsen langs de route. De twee belangrijkste zijn een laat-paleolitisch complex en een urnenveld uit de ijzertijd. Het laatpaleolitisch complex ligt aan weerszijde van de route en strekt zich uit vanaf de Huttenbergseweg tot in de Korenhorst.
Het ijzertijd urnenveld ligt pal ten noorden van de Hoefweg in de bossen ten oosten van De Hoeven.

Middeleeuwen
Verder naar het westen volgt de route, zoals al gezegd, het hoogste deel van het landschap dat ten zuiden van de huidige dorpskom van Milheeze ligt. Op dit hoogste deel bevond zich in de vroege en hoge middeleeuwen de oudste bewoning van Milheeze. Vondsten uit een proefsleuf aan de Griensvenstraat zijn daarvan getuigen. Deze bewoning kenmerkte zich door het verspreide karakter ervan. De huizen en erven verplaatsten zich in de loop van die periode met regelmaat over de dekzandhoogte. In de literatuur staat dit verschijnsel wel bekend onder de term “zwervende erven”.
De bewoning bevond zich op deze dekzandhoogte tot circa 1250. Om diverse redenen verplaatste de bewoning zich daarna naar de randen van deze dekzandhoogte. Vanaf ca 1250 verschoof de bewoning naar de nu nog bestaande bewoningskernen van Schutsboom, Milheeze (dorpskom) en Hoeven. Deze drie nederzettingen vormen samen de structuur van een zogenaamd kransakkerdorp. Schutsboom en Hoeven zijn juist de plaatsen waar de oude route de rand van de dekzandhoogte kruist. Milheeze dorp ontstond eveneens aan de rand van de dekzandhoogte langs de noordelijke variant van de oude route.
Wanneer en waarom deze noordelijke variant ontstond is moeilijk te zeggen. Het is mogelijk dat de noordelijke tak ook al in de prehistorie is ontstaan. Een andere mogelijkheid is dat deze variant pas ontstond in de middeleeuwen, na de bewoning op de dekzandhoogte. In dat geval is deze variant ontstaan om de akkers die inmiddels op de dekzandhoogte waren aangelegd, te ontwijken. We spreken in een dergelijk geval van een “wijkende weg”. Het kenmerk van een wijkende weg is dat het tracé precies de rand van het oude akkergebied volgt. Ten zuiden van Bakel is zo’n wijkende weg duidelijker aanwezig, waar de Oudestraat de westrand van de Schouwakker volgt, terwijl de prehistorische route (een andere dan die hierboven beschreven is) juist dwars over dit akkergebied liep, dat ook hier oorspronkelijk het hoogste deel in het landschap vormde.
De dorpskom van Milheeze is ontstaan uit een aantal middeleeuwse hoeven die aan de noordkant van de noordelijke variant (de wijkende weg), aan de rand van de oude akker werden gesticht in de 13de of 14de eeuw. Het ging om minimaal drie hoeven, van oost naar west: Ten Bocht (1420), Aan de Berken (1481) en het Hof (1420, later ook Waarse Hoef genoemd). De jaartallen tussen haakjes geven de oudste vermeldingen van deze hoeven in de bronnen.
Late en post middeleeuwen
De hoeven die vanaf de 13de eeuw werden gesticht maakten gebruik van de oude akkers op de hoge voormalige woongronden, maar tevens van lager gelegen gebieden waar zich de graaslanden bevonden. Vanuit de hoeven in de latere dorpskom ontstonden daarom wegen vanaf deze boerderijen naar het noorden, waar de graasgronden lagen. Aanvankelijk zijn dat nog ‘eigen’ wegen. Door opsplitsing van de oorspronkelijke hoeven ontstonden uit elke hoeve bebouwingsclusters van twee of drie boerderijen. Vanaf dat moment krijgen de wegen naar het noorden een gemeenschappelijke functie. Bewoningsclusters die uit een enkele oorspronkelijke hoeve ontstaan, worden doorgaans gekenmerkt door een T-vormig wegenpatroon. Een doorgaande weg met een dwarsverbinding of aftakking tussen de afgesplitste boerderijen door. Deze T vormige structuren zien we in de huidige wegenstructuur in de dorpskom van Milheeze terug. Vanaf de doorgaande weg lopen er een aantal wegen naar het noorden. Het is niet toevallig dat dit o.a. De Bocht en De Berken zijn. De namen van de oorspronkelijke hoeven zijn er blijven bestaan. Op het kaartje zijn deze zijwegen ook met rood aangegeven. Later werden deze wegen verlengd en groeiden uit tot veedriften die het peelgebied inliepen, en waarlangs later ook weer bebouwing ontstond.
De Kreijtenberg werd zelfs de gebruikelijke weg van Milheeze naar Gemert.
Aan de zuidkant van Milheeze werden de oude woongronden omgevormd tot akkers. De oude doorgaande weg werd hierbij grotendeels gehandhaafd. Door de bewoning vanaf de vroege middeleeuwen werd deze weg gedwongen in een vast tracé tussen erven en akkerpercelen door, waardoor bovendien enige bochten in de weg ontstonden. Tegelijkertijd ontstonden zijwegen naar de verschillende erven en akkerpercelen. Bij opgravingen in Someren is gebleken dat het wegenpatroon onder en op oude akkers vanuit de vroege middeleeuwen in gebruik bleef tot aan de ruilverkavelingen van de 20ste eeuw.
Het wegenpatroon en daarmee de ruimtelijke structuur heeft aan de zuidkant van Milheeze een andere ontstaansgeschiedenis dan aan de noordkant van Milheeze. Dat wordt mede veroorzaakt door de morfologie van het landschap en het daarmee samenhangende agrarisch gebruik vanaf de late middeleeuwen. De verschillen in ontstaansgeschiedenis hebben ook geleid tot verschillen in het wegenpatroon en bewoningspatroon.
Vermeende akkerdorpen en Frankische nederzettingen.
Bij de bewoningsverplaatsing vanaf de 13de eeuw zijn meerdere soorten bebouwingspatronen ontstaan. Een heel typisch bebouwingspatroon dat in die tijd ontstond is het zogenaamde akkerdorp. Een driehoekig plein omgeven door een vijftal boerderijen. Het plein zelf was gemeenschappelijk eigendom (gemeente) en er bevond zich vaak een brandkuil annex drenkkuil. De erven van de boerderijen waren omheind en de toegangswegen konden afgesloten worden middels hekken. Dergelijke akkerdorpen worden in verouderde literatuur gehouden voor Frankische nederzettingen. Ze blijken echter niet in de Frankische tijd (vroege middeleeuwen) ontstaan te zijn, maar pas vanaf de 13de eeuw. In de gemeente Gemert-Bakel kennen we dit type nederzettingen in zijn pure vorm niet meer. De Mortel kent nog wel zijn driehoekige plein, maar daarop zijn later kerk, kerkhof, pastorie en dorpshuis gebouwd, terwijl de karakteristieke agrarische bebouwing rond dit plein zo goed als helemaal is verdwenen. Op Geneneind wordt soms ook een voormalig akkerdorp verondersteld. Er is wel een driehoekige structuur, maar op oude kaarten zijn de daarbij horende wegen niet te traceren, terwijl de bebouwing aan één zijde van de driehoekige ‘plaatse’ ontbreekt. Als Geneneind een akkerdorp geweest is, dan is de structuur al vóór 1830 drastisch gewijzigd. Het bebouwingspatroon van Geneneind heeft geen duidelijke structuur. Het lijkt daarom te zijn ontstaan door het ‘bevriezen’ van een middeleeuwse situatie van zwervende erven, waarbij elke hoeve zijn eigen, relatief kleine akker had. Deze afzonderlijke, relatief kleine akkers maken Geneneind, in samenhang met het bebouwingspatroon, tot een uniek cultuurlandschap.
Pleintjes op driesprongen
We moeten de driehoekige pleinen van de akkerdorpen overigens niet verwarren met kleine driehoekige structuren op plaatsen waar een drietal wegen bij elkaar komt. De afmetingen van een dergelijke driesprong zijn beduidend kleiner dan de afmetingen van het driehoekige plein van een akkerdorp. Verspreid in de gemeente komen op meerdere plaatsen dergelijke driesprongen voor, zowel op de akkers ten zuiden van Milheeze als in het wegenpatroon aan de noordkant van dat dorp. Deze driehoekjes hebben echter meestal geen relatie met de plaats waar boerderijen werden gebouwd. Ze hebben doorgaans geen invloed op het bebouwingspatroon. Het omgekeerde is eerder het geval.
Tot slot
Bovenstaande globale schets van de ontstaansgeschiedenis van de ruimtelijke structuur van Milheeze is gebaseerd op moderne theorieën uit de historische geografie en op analoge ontwikkelingen die van andere nederzettingen bekend zijn. Verdere bestudering van beschikbare bronnen kan het beeld dat hier geschetst is beslist nog aanvullen en verfijnen. Wellicht dat op basis van nadere studie ook correcties op dit beeld nodig blijken. Het globale beeld dat hier geschetst is lijkt vooralsnog voldoende onderbouwd.
