Hooi, stro, graan en koren
Termen die in vergetelheid raken
In het boerenbedrijf van het verleden speelde alles de oogst en de hooiproductie een belangrijke rol. Beiden zijn in zijn oude vorm verdwenen. Hooi is gedroogd gras en wordt veelal machinaal in plastic verpakt en koren als akkerbouwgewas komt nauwelijks nog voor. Dat is wellicht de reden dat termen die in het verleden gebruikt werden bij oogst- en hooiactiviteiten, in de vergetelheid raken. In recente publicaties over het boerenbedrijf van het verleden worden opvallend vaak termen onjuist gebruikt. Reden om bij een aantal termen de puntjes op de i te zetten.
Hooi en hooiopslag
Eerst maar termen rond de productie en opslag van hooi. Hooi is gedroogd gras, dat als veevoer dient in de winterperiode. Het hoge gras wordt gemaaid met de zeis. Voor een snelle droogtijd wordt het een of meer keren omgedraaid (in het Brabants: gewèènd). Als het tussentijds regende werd het half gedroogde gras ter plaatse op walletjes (duintjes), op kleine of grotere hopen (oppers) of ruiters getast. Een hooiruiter is een houten driepoot met horizontale dwarsverbindingen, waar het hooi kon worden opgetast zonder dat het de grond raakte. Bij hooiruiters bleef van binnen een holte, zodat het hooi verder kon drogen en niet ging broeien. Als het hooi voldoende droog was, werd het opgeslagen voor de winter. In eerste instantie was dat opslag binnen de boerderij op de zolderverdieping van het stalgedeelte: de schelft. In de winter kon het hooi door een gat in de zolder direct bij de voederbakken van het vee naar beneden gegooid worden. Als er meer hooi geproduceerd werd, dan er op de hooizolder (de schelft) paste, was er een ander soort opslag nodig, de hooiberg.




Er waren twee soorten hooibergen. De ene soort bestaat uit een verticale paal (roede) waarlangs een dak op en neer kan bewegen. Een zogenaamde kapberg of éénroeder. Hooibergen met meerdere roeden kwamen in Brabant van oudsher niet voor. Hooibergen met vier roeden kwamen in het noorden en oosten van het land voor en werden pas in de 20ste eeuw in Brabant geïntroduceerd.
Een tweede soort hooiberg was uit een relatief hoog houten bouwwerk, waarvan de wanden met stro waren dichtgemaakt. Je zou het een stroschuur kunnen noemen. Hooibergen werden overigens ook regelmatig gebruikt voor de opslag van koren of stro als dat zo uitkwam. Hooi werd dus altijd opgeslagen onder een dak, hetzij in de boerderij, hetzij in een hooiberg. Hooi werd nooit opgeslagen in de vorm van een mijt. De term hooimijt bestaat in het Brabants daarom ook niet.


Koren, graan en stro
Het meest voorkomende gewas op akkers bij het Brabantse gemengde landbouwbedrijf is rogge. In iets mindere mate kwamen soorten als haver en gerst voor. Als verzamelnaam komen we doorgaans de term ‘koren’ tegen. In Brabant is dat de normale benaming, soms wordt de term ‘graan’ gebruikt, maar eigenlijk is dat de benaming voor de korrels na het dorsen. De oogst van het koren is tweeledig. De gedorste korrels (het graan) is het belangrijkst, maar daarnaast blijft na het dorsen ook stro over. Stro is dus gedorst koren.
Als het koren rijp is wordt het gemaaid. Mechanisatie heeft geleid tot maaimachines, zelfbinders en combines. Daarvoor werd koren gemaaid met de zicht en de berhaak. Het koren werd in schoven bij elkaar gebonden. Op zijn Brabants wordt de term schoof niet gebruikt. We spreken over een garf of gèrref. Om verder te rijpen en te drogen werden meerdere schoven op het korenveld tegen elkaar aan gezet op zogenaamde ‘stuiken’ of ‘teilen’. Bij haver en gerst 4 tot 6 schoven en bij rogge meer dan zes.


Opslag van koren
Na voldoende droogtijd werd het koren opgeslagen tot de tijd dat het gedorst werd. Er zijn meerdere manieren om koren op te slaan. In eerste instantie worden de schoven op elkaar getast in de tasruimte onder een dak. Niet rechtstreeks op de grond, maar op een laag van takken en dikkere houtstammen om ervoor te zorgen dat er geen schade ontstond door optrekkend vocht. De tasruimte bevond zich bijvoorbeeld op het schuurgedeelte van een boerderij of in een losstaande schuur of schop of een stroschuur. Heel vaak was de beschikbare tasruimte onder dak niet groot genoeg voor het opslaan van al het koren. Dan werd het koren opgestapeld op losstaande korenmijten. Ze zijn rond van vorm en de schoven worden zorgvuldig, iets schuin gestapeld. De korenmijt loopt naar boven toe tot een spits, om te voorkomen dat de mijt ‘inregent’. Soms werd een korenmijt voor de zekerheid nog met een laagje stro gedekt.



Onjuist gebruik van termen
De termen die hiervoor zijn beschreven worden in recente publicaties verkeerd benoemd. De aanleiding voor deze toelichting was het boek Boerderijen en bewoners in Veghel, Eerde, Zijtaart en Mariaheide, uitgegeven door Pictures Publishers, maar ook in andere uitgaven komen dit soort onzorgvuldigheden voor. Termen als graan en koren worden regelmatig verwisseld. Zo lezen we op bladzijde 53 over de opslag van graanschoven (graantas), terwijl dat zou moeten zijn: korenschoven en korentas. Ook in de Brabantse spreektaal is het onderscheid niet altijd helder en deze onduidelijkheid is daarom verklaarbaar.
Op bladzijde 58 zien we een mooie foto met daarop aan de linkerkant een stroschuur en aan de rechterkant een éénroedige kapberg. Als toelichting is daaraan toegevoegd dat die plaatselijk ook wel hooimijt genoemd wordt. Dat klopt allemaal en de aanduiding hooimijt is geen vergissing, immers kapbergen werden met veel gebruikt voor de opslag van hooi.
Op bladzijde 59 bovenaan twee mooie foto’s. Rechts van een hooiruiter in opbouw en links een foto met een rijtje korenmijten, waarvan er nog een in opbouw is. Daar gaat het fout, want in de toelichting is sprake van hooi dat op mijten gezet wordt. Het is toch echt koren en geen hooi.
Op bladzijde 180 onderaan staan twee foto’s met als onderschrift dat er stro op een wagen wordt geladen en dat stro wordt opgebonden. Het gaat hier echt om koren dat wordt gemaaid, tot schoven wordt opgebonden en op een wagen wordt geladen. Het komt direct van de akker en het is dus nog niet gedorst. Geen stro, maar koren.
Op bladzijde 275 staat een foto waarop koren gemaaid wordt met een zicht. Mooie foto, maar het was beter geweest als er niet ‘oogst van graan’ toegevoegd was. Op de volgende bladzijde staat het gelukkig weer helemaal goed: roggemijten! In tegenstelling tot bladzijde 426. Daar is sprake van stapelen van hooi op een hooimijt, terwijl het toch echt een korenmijt in aanbouw is. En in plaats van de hooiwagen op bladzijde 427 worden op de foto korenschoven op een wagen geladen.
Op bladzijde 446 tenslotte mooie foto’s van korenschoven op stuiken en het maaien van koren, maar voor de term hooimijt moet hier echt korenmijt gelezen worden.
Bovenstaande opmerkingen zijn weliswaar kritisch, maar dat doet niets af aan de waarde van het Veghelse boerderijenboek. Het boek bevat een overweldigende hoeveelheid informatie in zowel woord als beeld en beslist de moeite waard.