Hergebruik en verplaatsen van gebinten en gebouwen

De kern van het houten hallehuis is het houtskelet. Voor het bouwen van een geheel nieuw huis is veel hout nodig. Zowel voor de constructie van ankerbalkgebinten als voor wormen en schoren zijn dat dikke boomstammen. Voor vijf ankerbalkgebinten en twee wormen van zo’n 17 tot 18 meter gaat het al gauw om zo’n 15 boomstammen. Daarnaast is er hout nodig voor de schoren. Dan komen daar nog de daksporen en hanenbalken bij en dan hebben we het nog niet gehad over het stijl- en regelwerk voor de wanden en de gevels. Een dure aangelegenheid, zeker als we beseffen dat een dorpsgemeenschap grote behoefte had aan hout voor het stoken van het vuur en voor geriefhout voor diverse activiteiten. Door de grote houtbehoefte kan het meeste houtgewas niet uitgroeien tot voldragen bomen. Voor bouwhout wordt vooral eik gebruikt, een boom die bekend staat als relatief trage groeier. Samengevat is de conclusie dat de houtprijzen, zeker van dikke stammen, erg hoog zijn. Dat betekent automatisch dat men erg zuinig is op geschikt bouwhout. Omdat eikenhout erg duurzaam is, zal het houtskelet van oude boerderijen generaties lang kunnen meegaan. Nieuw hout is schaars en dus duur, zodat houten delen en vooral de oude gebinten vaak eeuwenlang in gebruik blijven. Voorbeelden daarvan zijn onder meer de Armenhoeve in Best, met zijn houtskelet dat deels al vanaf het jaar 1263 meegaat, en een boerderij in Vessem uit 1390. In veel boerderijen komen nog oude ankerbalkgebinten voor, die beslist al vele generaties meegaan. Meestal weten we niet hoe oud ze zijn. Jaarringenonderzoek is technisch mogelijk, maar wordt nog niet veel toegepast en levert niet altijd resultaat op. In Boxtel is een inhaalslag gemaakt en zijn inmiddels gebinten van een flink aantal boerderijen op ouderdom onderzocht.

Behalve dat gebintconstructies in boerderijen eeuwenlang gehandhaafd blijven binnen hetzelfde gebouw, moeten we er ook rekening mee houden dat gebruikte gebinten, die om wat voor reden dan ook op een bepaalde plek overbodig worden, kunnen worden verhandeld en elders weer opnieuw kunnen worden opgebouwd. We zien dan ook in archiefstukken over boedelscheidingen en erfdelingen meerdere malen dat het kostbaarste bezit, de boerderij als gebouw, wordt verdeeld onder de erfgenamen. Soms kan één van de erfgenamen de anderen uitkopen, maar dat lukt niet altijd. We zien meerdere gevallen waarbij tijdens de erfdeling wordt bepaald wie van de erfgenamen welk deel van het huis krijgt toebedeeld met daarbij de bepaling dat het betreffende deel van het huis, meestal een paar gebinten, moet worden afgebroken en meegenomen om op een andere plaats weer gebruikt te kunnen worden. Een aantal voorbeelden uit het archief van de schepenbank van Boxtel zijn ter illustratie in dit hoofdstuk opgenomen. De kern en tevens het kostbaarste deel van de boerderij bestaat uit een constructie van gebinten, waarbij het goed mogelijk is om de bouwdelen te demonteren, te verdelen, te verkopen en elders weer opnieuw te gebruiken. Naar onze begrippen zijn huizen sprekende vormen van onroerend goed, maar in het verleden is dat dus anders geweest.

Uit bouwhistorisch onderzoek van een aantal boerderijen kan geconcludeerd worden dat er op veel plaatsen sprake is van mogelijk hergebruik van gebinten. Dat is bijvoorbeeld het geval als het jaarringenonderzoek aan de gebinten duidelijk verschillende jaartallen oplevert. Ook blijkt soms uit de aangetroffen (verschillende) telmerken op de gebinten (zie volgende paragraaf) dat ze niet in de oorspronkelijke, logische volgorde geplaatst zijn. Ook dat wijst op hergebruik. Het verplaatsen en het hergebruik van gebinten is een belangrijk probleem bij bouwhistorisch onderzoek. Heeft de aanwezige houtconstructie misschien eerder op een andere plaats gestaan? Die vraag kan gelden voor de houtconstructie in zijn geheel, maar zeker ook voor afzonderlijke delen ervan. Als het gaat om hergebruikte materialen, gaat het dan om hergebruik ter plaatse of is het misschien van elders aangevoerd?

Verplaatsen van boerderijgebinten

Onderstaande citaten zijn ontleend aan archiefstukken over erfdelingen in diverse plaatsen in Brabant

Gemert anno 1619.
Scheijdinge ende deijlinge der kijnderen van Jan Aert IJwens en Lijntgen Emmes Loijen: Jan krijgt het voorste deel van het woonhuis, “drie gebonden aff te ruijmen daert gelast is aen de wormen”.

Anno 1642, Boxtel
Erfdeling tussen de erfgenamen van wijlen Arien Bartholomeussen en diens vrouw Alit.
…. Helena krijgt een half woonhuis, zijnde het voorste deel waarvan het achterste deel wordt weggenomen, te scheiden op de las van de wormen, vanaf de straat lijnrecht af te delen.
…. Cornelis krijgt het achterhuis dat binnen nu en drie jaar moet worden afgebroken …..

Anno 1646, Boxtel
Deling tussen de kinderen van Ansem van Thuijl.
…. Alegonda krijgt het woonhuis, zonder de twee gebonden achteraan met de schoren en het bakhuis
…. Arien krijgt de twee gebonden van het achterhuis en het bakhuis.
In de kantlijn wordt nog vermeld dat in juni 1647 deze twee gebonden en het bakhuis worden doorverkocht.

11 oktober 1614, Best
Bij deze verdeling krijgt genoemde Jan het voorhuis met de twee gebonten van de zolder die aan de derde stijl moeten worden afgekort zodat het achterste deel kan blijven staan samen met de schouw die erin staat. Arien Henrick de Cort krijgt het achterste huis met drie gebonten daarvan en de schelft, ter zelfder plaatse als hiervoor vermeld gelegen

Anno 1647, Gemonde
De kinderen van Ariken, dochter van Aert Rijckaerts van Oetelaer, hebben een deling gemaakt van het bezit dat ze van wijlen hun moeder Ariken hebben geërfd.
…. Aert krijgt “het voorhuis totter middelwant, begrijpende de middelwant bij dese voorgenoemde sijde, …..”
…. Hilleken krijgt “….. twee gebont achter van de huysingen met twelff gespan, de wormen ende voorden timmer, dack ende anderssints daertoe behoorende totten middelwant met de schoorhouter bespiende de middelwant ongescheynt aent voorhuijsen … “
Vertaling: … de twee gebinten van het achterhuis met 12 gespannen (sporenparen), de wormen en verder houtwerk, het dak en wat daarbij hoort tot aan de scheidingswand met de schoren. De scheidingswand zelf moet ongeschonden blijven, omdat hij bij het voorhuis hoort.

Anno 1664, Lennisheuvel
Erfdeling tussen de erfgenamen van ……
… Elias krijgt de schuur, bakhuis en 4 lopenzaad en 23 roedes land zoals is afgepaald
… Niclaes krijgt het achterhuis met de schoringen waarbij de wormen een halve voet van de wand overlangs worden doorgezaagd, met ook de turfschop voor a.s. april af te breken ……
… Hendriksken krijgt de andere helft van het huis met de hofstad en erven ….

20.03.1721, Uden
Claes Aert Wouters verkoopt twee gebinten van het huis van Wouter Aerts zaliger aan Francis Janssen.

 

 

 

 

 

Telmerken

Belangrijk in dit verband is dat de houtverbindingen in het houtskelet de juiste maat had. Elke pen-en-gatverbinding is zorgvuldig passend gemaakt. De pen en het gat passen bij elkaar en bij de montage is het van belang om de bij elkaar passende delen te herkennen om ze weer op de juiste manier samen te voegen. Dat geldt natuurlijk bij hergebruik, maar ook als het gaat om nieuw gemaakte constructies. De gebinten worden daarvoor genummerd met zogenaamde telmerken. Dat kan op meerdere manieren. Bijvoorbeeld kan elk ankerbalkgebint een eigen nummer krijgen. Gebint nummer 3 (bijvoorbeeld) wordt dan aan de linkerkant met een ronde guts gemerkt door drie gaatjes aan te brengen op de plaatsen waar de onderdelen (stijl, ankerbalk, schoren en worm) moeten worden samengevoegd. Om onderscheid te hebben tussen de linker- en rechterkant wordt aan de andere van het gebint een platte beitel gebruikt om drie gleufjes te hakken. Bij een andere manier van telmerken aanbrengen wordt elke verbinding apart genummerd. Dan kunnen linker en rechterkant van een gebintstijl een eigenstandig nummer krijgen.

Gebint met telmerk 4. Rechts op de stijl en de schoren zijn vier rondgestoken gaatjes aangebracht met een ronde beitel. Links: op hetzelfde gebint bij de andere stijl zijn vier rechte inkepingen aangebracht. Met een rechte beitel.

Door het aanbrengen van deze telmerken is het mogelijk om alle verbindingen van een gebint op de werkplaats van de timmerman te maken en na vervoer de gebinten passend in elkaar te zetten. Dat een dergelijke werkwijze gevolgd wordt blijkt uit een bouwovereenkomst voor de schepenen van Waalre uit 1457. In die overeenkomst wordt expliciet melding gemaakt van het vervoer van de onderdelen. Citaat: “…. ende soe wanneer t voirscreven huys getimmert is, soe sal Lucas thuys halen of doen halen by Ghijsbrechts huys…”. Vertaald: opdrachtgever Lucas verzorgt het ophalen van de huisonderdelen bij het huis van timmerman Ghijsbrecht.

Niet bij alle houtskeletten worden telmerken aangetroffen. Dat wijst er op dat soms de timmerman de houtverbindingen ter plekke maakt en de gebinten direct in elkaar zet. Bij hergebruik van de gebinten op een andere plaats zijn telmerken noodzakelijk. Het is mogelijk dat bij hergebruik alsnog telmerken worden aangebracht als deze ontbreken. Daarbij moeten we er ook rekening mee houden dat telmerken kunnen verdwijnen, bijvoorbeeld als ze met krijt op de balken zijn aangebracht.

Verplaatsen van een schuur in Uden anno 1935. Elke gebintstijl werd op een kar geplaatst. (foto collectie De Groot, Best)

Een mooi voorbeeld van het verplaatsen van gebinten in Uden treffen we aan in de Graafsche Courant van 10 juni 1916:
Er heerste van de week een gezellige drukte op den Eikenheuvel. De schuur van de timmerman Jan van Boxmeer 12 meter lang en 6 meter breed, zou verdragen worden. De strooien kap schatte men op 2000 pond. En het houtwerk van de schuur had vijf gebinten, zodat het een kwade karwei was. Er was houtwerk in gemaakt om ze aan te pakken. Ze droegen in het begin met 28 volwassen mannen; toen ze ongeveer 40 meter gedragen hadden moesten ze het erbij neerleggen en daar de plaats te eng was kon men niet meer volk nemen.

Toen later de weg wat breder werd reed er een met de fiets weg om hulp te halen en nu was men met 56 man bijeen. Een onzer notabelen kwam per rijtuig over die weg gereden en moest uitstappen omdat de schuur op de weg stond; zo’n hinderpaal had die heer nog nooit ontmoet. Daarna moest er ook nog een sloot over gestoken worden; daarover werd eikenschaalhout gelegd. Toen men nog een 20 meter moest dragen kwam een der dragers op de gedachte en riep: span de hit er voor! Dit werd gedaan en nu ging het vooruit als per fiets. De dragers behoefden bijna niets meer te doen en weldra was men ter bestemde plaatse aangekomen.

Verlaatsen van een schuur in Lierop in de jaren 60 van de vorige eeuw.