De Esper Hoeve: herstel van een moated site in Bakel

De Esper Hoeve: herstel van een moated site in Bakel.

Archeologie en cultuurhistorie binnen de Reconstructie Zandgronden.

Jan Timmers

In het kader van de Reconstructie Zandgronden zijn er mogelijkheden voor cultuurhistorie. Om de middeleeuwse geschiedenis zichtbaar en beleefbaar te maken werd een plan opgesteld voor het herstel van een aantal omgrachte hoeven in de gemeente Gemert-Bakel. Uiteindelijk is een groot deel van de gracht van de Esperhoeve in Bakel hersteld. Het andere deel is inmiddels archeologisch monument. 1

Inleiding

Het platteland van Nederland, en dan met name de zandgronden, krijgt een stevige opknapbeurt. Het project Reconstructie Zandgronden of ook wel Revitalisering Landelijk Gebied beoogt een betere inrichting van het buitengebied, zowel ruimtelijk, economisch, als sociaal. Het is een verandering die tot stand komt door vele kleine veranderingen en veranderaars: de kippenboer die óók recreatieondernemer wordt; de loop van een meanderende beek die in ere wordt hersteld, lokale tradities die na jaren vergetelheid weer hun plaats terugkrijgen in de gemeenschap. De Reconstructie speelt met name in op vraagstukken van déze eeuw. Een prettiger leefklimaat, een mooier landschap en een duurzamer en veiliger Nederland. Vooruitlopend op de integrale planvorming in de twaalf reconstructiegebieden in Nederland zijn in de periode 2000-2002 zes pilots uitgevoerd. De Gemeente Gemert-Bakel was één van die pilots. Bij de totstandkoming van de plannen binnen die pilot is ook de lokale heemkundekring De Kommanderij Gemert betrokken. Het bleek mogelijk om de cultuurhistorie van het platteland onder de aandacht te brengen en om binnen de Reconstructie-pilot een aantal cultuurhistorische deelprojecten te formuleren en uit te voeren. Soms gebeurde dat in combinatie met andere deelprojecten, zoals de aanleg van een ecologische verbindingszone, soms ook betrof het specifieke projecten die beoogden om de geschiedenis van het cultuurlandschap zichtbaar en beleefbaar te maken. Een paar deelprojecten hebben een archeologische component. Eén van die projecten betreft het in beeld brengen van boerenhoeven, die in het verleden omgeven waren door grachten en waarvan de grachten in de loop van de tijd geheel of gedeeltelijk zijn verdwenen. Herstel van de grachten was het uiteindelijke doel.

Vier moated sites zijn kandidaat

Uit literatuuronderzoek en bestudering van oud kaartmateriaal was inmiddels bekend dat er binnen de gemeente Gemert-Bakel, naast andere omgrachte terreinen, minimaal vier omgrachte hoeven aanwezig waren. 2 Het Slotje, inmiddels binnen de bebouwde kom van Gemert gelegen; de hoeve Hazeldonk in het buitengebied van Gemert; de hoeve Ten Hogen Aarle in het buitengebied van De Mortel en de Commandeurshoeve of Esperhoeve in het buitengebied van Bakel. Van deze vier locaties werd de mogelijkheid om de grachten te reconstrueren verder onderzocht. Op de kadastrale minuutplans van 1832 zijn delen van de grachten van de vier locaties aanwezig. Op basis daarvan is een hypothese mogelijk van het oorspronkelijke grachtenstelsel. Om die hypothese te controleren werd op de vier locaties middels een booronderzoek het verloop van de grachten onderzocht. De ondergrond van het Slotje is eigendom van de gemeente Gemert-Bakel en gedeeltelijk verhard. De andere drie locaties zijn privé eigendom. Opvallend is dat alle eigenaars akkoord zijn gegaan en medewerking hebben verleend aan het booronderzoek. Het booronderzoek werd uitgevoerd door vrijwilligers van de AVKP op 3 zaterdagen (12 en 19 mei en 16 juni 2001). Er waren 23 vrijwilligers bij de boorcampagne betrokken. 3

Hazeldonk op de voorlopige topografisch kaart van Nederland ca 1835 en het kadaster 1832 (fragment Gemert, sectie H, eerste blad)

Problemen en resultaten booronderzoek

Voor het vaststellen van het tracé van een gracht lijkt booronderzoek een geschikte methode. In de praktijk is de bereikbaarheid vaak een probleem.

Kadastrale situatie anno 1832 van Het Slotje. (fragment Gemert sectie K, eerste blad)

Het terrein van het Slotje is gedeeltelijk verhard, terwijl de verwachte locatie deels onder een bestaand wegtracé ligt en deels onder de privé tuinen van particulieren. Alleen op de toegankelijke plaatsen kan worden geboord. Verder is het terrein bebouwd geweest en bij de sloop is de ondergrond bijna overal diep verstoord, terwijl er veel puin in de bodem is achtergebleven. Door het aanwezige puin is het aantal plaatsen waar een compleet  boorprofiel gerealiseerd kan worden nog verder beperkt. Door de vele verstoringen is het moeilijk te bepalen of een boring een verstoring aansnijdt of een bij de sloop opgevulde gracht. Een aantal min of meer losse boringen met een duidelijke grachtvulling resteren. Daaruit konden twee stukken van een gracht worden vastgelegd. Door vergelijking met de oude kadastrale kaart kan dan verder geïnterpreteerd worden in de richting van een doorlopend grachtenpatroon, maar dat is tamelijk hachelijk. In 2003 werden rioolwerkzaamheden uitgevoerd op een hoek van het terrein. Een dergelijke sleuf levert direct een duidelijker beeld op. Het ene grachtdeel dat bij het booronderzoek werd gevonden blijkt van een binnengracht te zijn, terwijl het andere deel bij een buitengracht hoort. Een dubbel grachtenstelsel dus, waarbij de buitengracht duidelijk minder breed en minder diep was dan de binnengracht. Overigens kon ook door de rioolsleuf slechts een deel van het grachtenstelsel worden vastgesteld.

Ten Hogen Aarle, kadaster 1832 (fragment Gemert, sectie F, tweede blad )

Ook bij Ten Hogen Aarle deed zich een dergelijk probleem voor. Het terrein is bebouwd en om de verbouwde boerderij bevindt zich een ingerichte tuin. Het blijkt niet mogelijk om het complete grachtenstelsel in beeld te krijgen. Op basis van de kadastrale kaart wordt een dubbele gracht verwacht. In 1832 was het noordelijk deel van de buitengracht al verdwenen. Bij het booronderzoek kon zowel binnengracht als buitengracht duidelijk worden vastgesteld. Vanwege de bereikbaarheid lukte dat niet voor het zuidelijk deel. Daar kon vanwege de bereikbaarheid slechts één grachtdeel in kaart worden gebracht. Onduidelijk bleef of dat de binnengracht of de buitengracht was.

De Hoeve Hazeldonk leverde geen problemen op. Wat van de oude hoeve nog resteerde was vóór 1920 volledig verwijderd. De grachten werden gedempt met het eerste Gemertse huisafval. Het terrein was in 2001 een weiland doorsneden door een sloot. Alles was volledig bereikbaar en het boren leverde het verwachte resultaat: een dubbel grachtenstelsel. Ook hier een prominente binnengracht en een minder duidelijke buitengracht.

Het booronderzoek op de Esperhoeve was weer bijzonder. De kadastrale kaart leverde niet veel gegevens.

Een kaart van de Esperhoeve anno 1788 met de nummering van de grachtdelen. (BHIC, archief Commanderij Gemert, inv nr 627)

 Wel is er van de hoeve een plattegrond van ca. 1788. Die plattegrond geeft een complex en bijzonder grachtenstelsel weer. Getracht werd om alle grachtdelen van de kaart van 1788 te lokaliseren, maar dat lukte niet. Het deel van gracht 6, tussen de grachten 2 en 3 is een nog bestaand restant (Voor de nummering zie de kaart van 1788). Tijdens het booronderzoek werden alleen de grachtdelen 1 en 4 en een gedeelte van 2 aangetroffen. Ter plaatse van grachtdeel 2 was op het moment van het booronderzoek een varkensstal aanwezig. Ook tijdens het latere proefsleuvenonderzoek ter plaatse konden de grachtdelen op het rechterdeel van de kaart (de nummers 7 en 8 en de zuidelijke delen van 4 en 6) niet worden gevonden. Kennelijk heeft de landmeter die destijds de kaart tekende ook een aantal gewone sloten in beeld gebracht. Hetgeen nog eens aangeeft dat historische kaarten ook niet altijd direct geïnterpreteerd kunnen worden. Alleen de grachten op het linkerdeel van de kaart van 1788 blijken ook daadwerkelijk een gracht te zijn. Het rondlopende grachtdeel (gracht 1) is het meest intrigerende deel.

Van de vier onderzochte moated sites werd de haalbaarheid van het herstel van de grachten onderzocht. De belangrijkste criteria zijn de medewerking van eigenaar en de vraag of de grachten toegankelijk zijn zonder gebouwen, wegen of waardevolle aanplant te moeten verwijderen. Bij het Slotje en Ten Hogen Aarle leverde dat direct problemen op. Bij De Hazeldonk was de toegankelijkheid geen probleem, maar de eigenaar wilde geen medewerking verlenen. Bij de Esperhoeve was dat juist omgekeerd. De eigenaar was enthousiast, maar dan moesten wel een aantal stallen worden verwijderd. Omdat het project in het kader van de reconstructie werd uitgevoerd, bleek hier een geschikte oplossing voorhanden te zijn. Omdat een ander doel van de Reconstructie juist is het slopen van agrarische bedrijfsgebouwen die niet meer als zodanig in gebruik zijn, is er een sloopregeling die tegemoet komt in de kosten hiervan. De plannen voor herstel van de grachten om de Esperhoeve werden verder uitgewerkt.

Archeologisch dilemma

Herstel van de grachten bij de Esperhoeve betekent het verwijderen van het materiaal waarmee de gracht werd gedempt: de grachtvulling. In het algemeen zijn oude grachtvullingen rijk aan archeologisch materiaal. Het verwijderen van archeologisch bodemarchief is echter aan regels gebonden en in principe wordt het onnodig aantasten van dit bodemarchief niet toegestaan. Het doel van het project om oude grachten te herstellen om op die manier een stuk geschiedenis van het cultuurlandschap zichtbaar te maken komt daarmee in het gedrang. Cultuurhistorici zijn er in het algemeen een groot voorstander van om geschiedenis in het landschap zichtbaar te maken. De vraag is waarmee cultuurhistorie het meest gebaat is en wat men het belangrijkste vindt. Het (onzichtbare) archeologische bodemarchief behouden of de bijzondere historische locatie zichtbaar maken. Om die vraag te kunnen beantwoorden werd een aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De vraagstelling was, naast het exact in kaart brengen en het vaststellen van de aard van het grachtensysteem, in welke mate de archeologische waarde in de voormalige grachten nog ongestoord aanwezig is. Van gracht 2 was bekend dat deze was overbouwd door een varkensstal met mestkelders, zodat de ondergrond tot ca 2 meter was verstoord. Van gracht 3 was bekend dat deze pas in de jaren 70 van de vorige eeuw was gedempt en dat de grachtvulling dus hoofdzakelijk uit 20ste-eeuws materiaal zou bestaan. Maar bevat de oude grachtbodem nog ouder archeologisch materiaal? In het najaar van 2002 werd door archeologisch bureau BAAC BV het AAO uitgevoerd middels het aanleggen van zes werkputten en het uitvoeren van aanvullende boringen. Het resultaat was, zoals al vermeld, dat het zuidelijk deel van het grachtensysteem (grachten 7 en 8 en de zuidelijke delen van 4 en 6) niet als gracht kan worden beschouwd omdat dit gedeelte qua breedte nauwelijks te onderscheiden is van gewone sloten.

In de werkput van de ronde gracht (gracht nummer 1) kwam onder meer een muurrestant te voorschijn dat gezien het soort metselwerk dateerde uit de 15de eeuw. tevens werd een houten paal in de gracht in verband gebracht met een brug van het binnenterrein naar het “eiland”. Daarnaast werd veel leisteen aangetroffen en een deel van een natuurstenen waterlijst. Gracht 1 en het “eiland” en het noordelijk deel van gracht 4 bevatten waardevolle archeologische waarden en bleken redelijk ongestoord te zijn. De werkputten over gracht 3 en 5 leverden geen overtuigende argumenten. Wel bleek dat gracht 3 waarschijnlijk verder doorliep tot aan gracht 4. 4

Op grond van de beschikbare gegevens werd bij het dilemma “behouden of opgraven” besloten tot een tussenoplossing. Gracht 2 kan worden hersteld, immers dat tracé was door de bouw en de latere sloop van de varkensstal al helemaal verstoord. Er kan aangesloten worden bij het nog bestaande grachtdeel 6. Gracht 1 en 4 zouden zeker als archeologisch waardevol behouden moeten blijven. Om toch voor bezoekers en voorbijgangers het beeld van een gracht op te roepen zou ook gracht 3 hersteld kunnen worden, zodat een u-vormig patroon zichtbaar wordt. De archeologische waarde van gracht 3 werd laag ingeschat, maar een nader onderzoek vóór het herstel werd als noodzakelijk gezien.

In het najaar van 2003 werd gracht 3 archeologisch onderzocht. Naast de normale werkwijze met vlakken en profielen zou de grachtvulling gezeefd worden. Na het aanleggen van de eerste werkputten en het zeven van een monster van 3,5 m3 kon de conclusie getrokken worden dat dit deel van gracht 3 geheel verstoord was en geen waardevolle archeologische sporen bevatte. Aanvullend werden nog vijf proefsleuven aangelegd in het verlengde van gracht 3 (richting gracht 4) om te bepalen of de verstoring daar ook zo intensief was. Uit die proefsleuven bleek dat dit gedeelte van de grachtvulling nog ongestoord aanwezig was en dat het dempen van dit grachtdeel al aan het eind van de 16de eeuw plaatshad. De grachtvulling werd gekenmerkt door een brandlaag met veel puin van dakpannen. De hoeve moet toen zijn afgebrand. 5 Uit een bouwhistorische verkenning blijkt dat de huidige boerderij, althans het houtskelet van ankerbalkgebinten en sporenkap, uit ongeveer die periode moet stammen. 6

Het booronderzoek door leden van de AVKP bij Ten Hogen Aarle. (foto Vicky Hardy)

Resultaten archeologisch onderzoek

Samenvattend leverde het archeologisch onderzoek de volgende resultaten op. Het grachtenpatroon blijkt uiteindelijk te bestaan uit een rechthoekig terrein van 72 meter bij 93 meter, omgeven door een gracht van gemiddeld 2 meter diep en 7 meter breed. De ronde gracht (gracht 1) met het “eiland” sloot op dit rechthoekig terrein aan. Gracht 1 was gemiddeld 8 meter breed en 2,50 meter diep. Het eiland had een diameter van ca 24 meter. Gracht 5 blijkt ook aanwezig te zijn. Hij sluit aan bij gracht 4, maar is doodlopend. De betekenis en de relatie met de kern van de moated site is onduidelijk.

Op het “eiland” werd een fundering aangetroffen van een bakstenen gebouw. Bouwhistorici zijn van mening dat dit metselwerk circa 1450 is aangebracht. Het fundament stond precies op de grens van de voormalige gracht en de vaste ondergrond daarbinnen. Oorspronkelijk zal er een bakstenen gebouw aanwezig geweest zijn. Bakstenen gebouwen komen in die periode nog maar zelden voor. Gewoonlijk werden alleen kastelen en kerken in baksteen opgetrokken. In het algemeen waren woonhuizen en boerderijen in die tijd van hout en leem. Het aanwezige woonhuis was kennelijk opgetrokken uit baksteen, met ramen voorzien van natuurstenen waterlijsten en een dakbedekking van leisteen. Alles bij elkaar mag worden geconcludeerd dat op het terrein een voor die tijd aanzienlijk woonhuis aanwezig was. Op het grotere, aansluitende rechthoekige terrein zullen bedrijfsgebouwen van de hoeve Esp hebben gelegen. Op dit binnenterrein is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd, zodat we van de oorspronkelijke bedrijfsgebouwen geen sporen hebben teruggevonden. Eind 16de eeuw heeft er een brand gewoed en meteen daarna zal (de houten kern van) de huidige boerderij zijn opgetrokken.

Alles bij elkaar genomen mag worden verondersteld dat op de Esperhoeve circa 1450 een grachtenstelsel werd aangelegd, waarbinnen een bijzonder rijke woning werd gebouwd met afzonderlijke bijgebouwen.

De herstelde gracht (gracht 3). Het resterende deel van de gracht werd zichtbaar gemaakt door een wadi aan te leggen. Dat is een plaatselijke verlaging van ca 30 cm (op de achtergrond zichtbaar). De houten kern van de huidige langgevelboerderij gaat terug tot eind 16de eeuw. (foto auteur)

De voorgeschiedenis van de Esperhoeve

De buurtschap Esp ligt in Bakel, ten noorden van de Esperloop, aan weerszijde van de Neerstraat, de verbindingsweg tussen Bakel en De Mortel. De kern van Esp wordt gevormd door een dekzandrug, een relatief hoger gelegen gebiedje in lager gelegen omringend landschap. De verbindingsweg tussen De Mortel en Bakel, heet ter hoogte van Esp de Neerstraat en gaat terug op een prehistorische route over de dekzandrug. Bewoning van de dekzandrug moet al in de vroege of hoge middeleeuwen het geval geweest zijn. Dat kan geconcludeerd worden uit de vondst van een waterput, gevormd door een uitgeholde boomstam, midden op de dekzandrug, pal naast de Neerstraat. Dergelijke waterputten worden na circa 1250 niet meer aangelegd.

Een andere conclusie uit de vondst van de waterput is dat de oude middeleeuwse bewoning van Esp aan het eind van de middeleeuwen naar een andere plaats is opgeschoven. Het gaat hier om een ontwikkeling die nagenoeg overal op de Brabantse zandgronden plaatsvond in de 12de en 13de eeuw. De bewoning die aanvankelijk op de hoogste delen in het landschap aanwezig was, verschoof in die periode naar de randen van de dekzandruggen. Daarna werd de dekzandrug ingericht als akker. Deze oude akkers bleven als zodanig in gebruik tot in de 20ste eeuw en werden in de tussenliggende periode door de gebruikers flink opgehoogd door het regelmatig en veelvuldig aanvoeren van mest, vermengd met zand en allerlei ander organisch materiaal dat her en der werd verzameld. De laag zwarte teelaarde kwam daardoor in de loop der eeuwen uit op een dikte van soms meer dan een meter.

We kunnen op Esp constateren dat op het hoogste punt van de oude akkers van Esp lange tijd geen bewoning aanwezig was. Onlangs is er wel nieuwbouw gepleegd (waarbij de houten put werd aangetroffen), maar de oude boerderijen staan langs een weg die de rand van de akker volgt. Archiefstukken uit de late middeleeuwen geven aan dat er dan al meerdere hoeven op Esp gelokaliseerd kunnen worden. 7

De basis van de Esper hoeve

Wanneer de verschuiving van de bewoning op Esp naar de rand van het oude akkergebied precies plaatsvond is onbekend. In de oudste registers van grondeigenaren en grondgebruikers treffen we diverse personen aan op Esp. Uit die oude registers komt naar voren dat de adellijke familie Van Bruheze de belangrijkste grondbezitter op Esp was. Deze familie noemde zichzelf naar haar belangrijkste bezit, het landgoed Bruheze, dat later uitgroeide tot het Bakelse kerkdorp Brouwhuis, thans een woonwijk van Helmond. In de loop van de 14de eeuw versnipperde het grondeigendom op Esp onder de verschillende erfgenamen van de familie van Bruheze: Jorden van Bruheze, Jorden van Esp, Melis van den Broek (met als erfgenamen de kinderen van Gerrit van de Vondervoort) en Melis van de Laar van Gemert. Allemaal mensen behorend tot de elite van Bakel en Gemert.

De basis van de latere Esperhoeve werd gelegd vanaf 1430. Jan van Amstel, zoon van Gerard van Amstel en gehuwd met Elisabeth Geerlings van Nuwelant kocht in de periode tussen 1430 en 1450 veel bezit op van de erfgenamen van Gerrit van de Vondervoort en van de erfgenamen van Jorden van Esp, waardoor weer het nodige grondbezit werd verenigd. 8 Jan van Amstel was een belangrijk grootgrondbezitter in de regio. Naast de bezittingen op Esp erfde hij via zijn vrouw Elisabeth van Nuwelant ook goederen in Nuenen (het goed Te Coll, het goed Papenvoort en de watermolens van Coll en Opwetten). De leden van de familie Van Amstel zijn afstammelingen van de bekende Utrechts/Hollandse familie Van Amstel. De nakomelingen van Gijsbrecht van Amstel, die betrokken was bij de moord op Floris V van Holland, vertrokken uit het Utrechtse en kwamen vervolgens in het noordoosten van Brabant terecht, vanwege hun verwantschap met de heren van Cuijk. Door het huwelijk van Sophia van Amstel, een kleindochter van Gijsbrecht, met de Bakelse ridder Hendrik van der Schaut kwamen de Van Amstels in de regio Bakel terecht. 9

De bouw en de verkoop van de Esperhoeve

Door het huwelijk van Maria, de dochter van Jan van Amstel, met Frederik Mychelink kwamen de goederen op Esp aan dit echtpaar. Frederik Mychelink heeft het werk van zijn schoonvader Jan van Amstel voortgezet. Hij kocht nog meer landerijen op Esp (uit de nalatenschap van Melis van de Laar) en breidde daardoor zijn grondbezit op Esp verder uit. Van Frederik Mychelink wordt in de archieven expliciet vermeld dat hij in Bakel woonachtig was. Hij was een vooraanstaand bewoner, een tijd lang kerkmeester en werd uiteindelijk begraven in de kerk van Bakel. Omdat in de periode rond 1450, toen de Esperhoeve werd gebouwd, Frederik Mychelink eigenaar was van het complex kunnen we hem aanwijzen als degene die de hoeve op die plaats heeft gebouwd. Hij zal tevens de bewoner zijn geweest. Zijn dochter Ermgard Mychelink was de volgende eigenaar. Zij huwde Jan Rutgerszoon van Erp, maar er zijn van haar geen kinderen bekend. Tussen Jan van Erp en zijn schoonmoeder Maria van Amstel ontstonden meningsverschillen over de erfenis. Uiteindelijk werden die opgelost door de verkoop van de Esperhoeve aan de Commanderij Gemert van de Duitse Orde in 148510

De Commandeur van Gemert als hoofd van de commanderij staat eeuwenlang te boek als eigenaar. In de registers van de Commanderij blijft de naam Esperhoeve in gebruik, maar in de volksmond veranderd deze in de Commandeurshoeve. Die naam blijft gehandhaafd, ook na de opheffing van de Duitse Orde in 1785. De goederen van de Commanderij Gemert komen dan in handen van de domeinen en in de 19de eeuw in particulier eigendom. De Commandeurshoeve blijft tot in de 20ste eeuw behoren tot de Gemertse kasteelgoederen, waarna de goederen worden opgesplitst en de huidige eigenaar, de familie Kanters, de boerderij koopt.

De datering van de vier moated sites

Uit het archeologisch onderzoek bij de Esperhoeve blijkt dat deze werd aangelegd omstreeks 1450. Van Het Slotje is vanuit archiefonderzoek bekend dat het werd aangelegd cq gebouwd tussen 1407 en 1442. 11 Van de hoeve Hazeldonk weten we dat er in 1446 een nieuw gebouw werd “getymmert”. Ter plaatse werd uit de oude gracht veel schervenmateriaal verzameld, dat duidt op een gebruik vanaf het midden van de 15de eeuw. 12 Er bestaan echter oudere vermeldingen van deze hoeve uit de 14de eeuw, waarvan de oudste teruggaat tot 1326. Opmerkelijk is verder dat de naam verwijst naar een relatief hoge ligging (een donk) en dat in de nabijheid inderdaad een donk ligt. Op die donk werd bij de bouw van een stal geconstateerd dat er een diepe, brede greppel aanwezig was, die als gracht geïnterpreteerd kan worden.13 De situatie suggereert dat in 1446 het hoofdgebouw van de Hazeldonk werd verplaatst. Een dergelijke mogelijkheid doet zich ook voor bij Ten Hogen Aarle. Er zijn geen archeologische aanwijzingen, maar op de kadasterkaart van 1832 staat in de nabijheid van de locatie op een hoger gelegen deel van het landschap een gedeelte van een gracht gekarteerd, die niet in verband gebracht kan worden met andere goederen dan Ten Hogen Aarle. Ook hier, zij het in minder duidelijke mate, een aanwijzing voor de verplaatsing van de hoeve. Alle vier de locaties kenmerken zich door een relatief lage ligging in het landschap in de onmiddellijke nabijheid van hogere delen. Het lijkt erop dat de locatiekeuze met opzet in het lage deel plaatsvond om er zeker van te zijn dat de grachten in droge zomers niet zouden droogvallen. Tegelijkertijd zorgde de gracht voor een droge huisplaats. Zonder de gracht zou de locatie voor bewoning te nat zijn geweest.

Herstel van een deel van de grachten

Het deelproject van de reconstructie-pilot van Gemert-Bakel om grachten rond middeleeuwse hoeven te herstellen heeft ertoe geleid dat in 2004 een deel van de grachten kon worden uitgegraven. Het overige deel van de grachten heeft een beschermde status gekregen als archeologisch monument, evenals de drie andere omgrachte terreinen, die middels een booronderzoek van de AVKP in beeld werden gebracht. Behalve het herstel van een deel van de grachten rond de Esperhoeve werd een informatiebord geplaatst, waarop in het kort iets wordt gezegd over de geschiedenis van de plek en over de bijzondere status die het terrein in de middeleeuwen had. Ook bij de hoeve Hazeldonk, waar het (nog) niet kwam tot herstel van de grachten, werd een informatiebord geplaatst. 14

Bij de “opening” van de grachten door middel van de onthulling van het informatiebord, speelden leerlingen van de Bakelse basisschool een prominente rol. (foto auteur)

Noten:

  1. Dit artikel verscheen in Westerheem, jrg 56 nr 4, 2007, blz 270-278
  2. J. Timmers; Omgrachte terreinen in de Middeleeuwen in Gemert; Het Brabants Kasteel vol.19 (1996) nr.2 (November) p.39-51
  3. Ria Berkvens, Booronderzoek Middeleeuwse Hoeven Gemert-Bakel, AVKP rapport, juli 2001.
  4. drs J,R. Mooren, Gemert-Bakel Esperhoeve, Aanvullend Archeologisch Onderzoek; april 2003, BAAC rapport 02.089.
  5. Drs M. Bink, Gemert-Bakel Esperhoeve/Commandeurshoeve, definitief onderzoek; maart 2004, BAAC rapport 03.149.
  6. Zie noot 3, blz 18.
  7. Zie bijvoorbeeld Huisarchief Helmond, cijnsregisters, inv nr 283 en 284, transcriptie Pierre van de Meulenhof en Ludo Boeije; CDROM Bakelse Geschiedenis van Pierre van de Meulenhof.
  8. Over de voorgeschiedenis van de Esperhoeve kan veel meer worden geschreven dan in het kader van dit artikel mogelijk is. Uit de periode tot 1503 zijn meer dan 50 charters aanwezig in het archief van de Commanderij Gemert van de Duitse Orde. Dit archief bevindt zich in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in ’s-Hertogenbosch, toegangsnummer 272.
  9. Th. van Amstel, De Heren van Amstel, 1105-1378; Hilversum 1999.
  10. BHIC, archief Commanderij Gemert, inv nr 813.
  11. J. Timmers; Het Slotje: adellijk huis Lankvelt te Gemert, te verschijnen in Gemerts Heem, jaargang 2007.
  12. J.Timmers; Een nieuw gebouw op de Hazeldonk in 1446, Gemerts Heem 1987, nr 3 blz 86-96;
  13. Mondelinge mededeling van de huidige bewoner en eigenaar van het betreffende perceel.
  14. Voor het slagen van dit deelproject van de Reconstructie-pilot hebben velen een bijdrage geleverd. Meeste dank is toch verschuldigd aan de familie Kanters, zoon Theo voorop, die niet alleen toestemming gaf voor de ingrijpende graafwerkzaamheden, maar ook actief als vrijwilliger deelnam aan de archeologische campagnes.