De oudste vermelding van Uden
Er was geen Ricolt van Uden in 1190
Over de oudste geschiedenis van Uden is bijzonder weinig bekend. Er zijn nauwelijks oude oorkonden uit de vroege of hoge middeleeuwen waarin Uden wordt vermeld. Dat betekent dat historici weinig houvast hebben als er over die periode iets wordt opgeschreven. Toch wordt in recente publicaties met regelmaat aangehaald dat in het jaar 1190 de persoon Ricolt van Uden wordt vermeld. Dat is bijvoorbeeld het geval in archeologische opgravingsverslagen van de laatste jaren, die betrekking hebben op Uden, zoals de rapporten van de opgraving bij de aanleg van de A50 en de bouw van het Bernhove ziekenhuis (1). Hoewel archeologen geen historici zijn hebben ze toch de neiging om in hun rapportages iets over de geschiedenis van de plaats te vermelden. In beide rapporten staat een bijna identiek stukje middeleeuwse historie van Uden. Daarin onder andere de vermelding van een kasteel op Duifhuis, waarvan in een eerder artikel in dit tijdschrift al is aangegeven dat dat uit de duim is gezogen (2). We gaan nu in op de persoon van Ricolt van Uden, die volgens die rapporten mogelijk destijds heer van Uden zou zijn geweest.
Ricolt is heer van Ochten
In de genoemde rapporten worden twee vermeldingen van Ricolt van Uden aangehaald uit 1190 en 1196. Voor beide vermeldingen wordt verwezen naar het oude oorkondenboek van Gelre en Zutphen, samengesteld door baron Sloet in 1872 (3). Op blz 375 van dat oorkondenboek komt “Ricolt de Uthen” voor in de getuigenlijst van een oorkonde, die Sloet dateert in het jaar 1190. In hetzelfde oorkondenboek staat op blz 384 een vermelding van “Ricolt de Huch” in een oorkonde van 1196. Nergens vermeldt Sloet dat “Uthen” en “Huch” hier gelezen kunnen worden als de naam van het Brabantse Uden. De verwijzing naar Uden hebben we te danken aan Maurits Gysseling (4). Hij verzamelde alle plaatsnamen uit oude oorkonden van vóór 1226 en bepaalde daarbij welke plaatsen volgens hem werden bedoeld in die oorkonden. De twee vermeldingen van Sloet hadden volgens Gysseling betrekking op Uden. Het “Huch” in de tweede oorkonde werd door Gysseling gelezen als “Huth”. Dat is niet zo vreemd omdat we weten dat de letters c en t in oorkonden uit die perioden nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden. Dr J. de Vries stelde twee jaar later zijn Woordenboek van Noord en Zuid Nederlandse plaatsnamen samen en noemt als oudste vermelding van Uden ook het “Uthen” uit 1190. Zowel Gysseling als De Vries vergissen zich helaas.
Al in 1886 heeft Jacob Anspach er op gewezen dat “Ricolt de Uthe” gelezen moet worden als Ricolt van Ochten. Ochten is een plaats in de Betuwe (6). Ook andere onderzoekers die zich hebben bezig gehouden met Ochten zijn het er over eens dat de vermeldingen van Ricolt steeds betrekking hebben op Ochten en niet op Uden (7). In 2003 werden een groot aantal Gelderse oorkonden opnieuw gepubliceerd en de samenstellers van dat nieuwe oorkondenboek melden nu ook expliciet dat Ricolt de Uthe echt gelezen moet worden als Ricolt van Ochten. Van de oorkonde die Sloet in 1190 dateert wordt overigens in dit oorkondenboek aangegeven dat de datering moet zijn: ná 30-3-1196 (8). Ricolt van Ochten was heer van Ochten en komt in oorkonden voor in de periode 1190-1214 (9). Ricolt van Uden heeft nooit bestaan en de oorkonde waarnaar verwezen wordt blijkt niet van 1190 te zijn.
Informatie op BHIC en Wikipedia
Naast de twee genoemde archeologische rapporten zijn er nog meer recente publicaties die voor de oudste vermelding van Uden verwijzen naar Ricolt van Uden en het jaartal 1190. Op de website van het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) staat allerlei informatie over Uden en ook een beknopte geschiedenis. Onder de titel “Uden in vogelvlucht” lezen we: “De oudste vermelding van Uden die wij kennen is in de persoonsnaam Ricolt van Uthen uit 1190.” En bij het onderdeel “Uden in jaartallen” staat: “1190: heer Ricolt van Uthen verschijnt in een oorkonde van de graaf van Gelre en zorgt daarmee voor de oudste schriftelijke vermelding van Uden”.
In het laatste citaat wordt gesuggereerd dat Ricolt zelfs Heer van Uden zou zijn geweest. Een gegeven dat in de archeologische rapporten wordt overgenomen.
Op Wikipedia vinden we ook informatie over Uden en daar wordt eveneens gewezen op het foutieve jaartal 1190 en op Ricolt van Uden. Gelukkig vinden we daarbij (tussen haakjes geplaatst) de opmerking: “Waarschijnlijk slaat deze naam op Ochten in Gelderland, daar leefde omstreeks die tijd eveneens een Ricolt”. Het woordje “eveneens” moet hier weggelaten worden, want in Uden was geen Ricolt te bekennen.
Uden ook niet in 1222
Naast de vermeldingen van Ricolt wordt als oude vermelding van Uden ook vaak genoemd een oorkonde van het jaar 1222 waarin de plaatsnaam “Uthe” voorkomt. Zowel Gysseling als De Vries noemen die vermelding. Het betreft een oorkonde van 11 mei 1222 in het Staatsarchief te Düsseldorf, archief van het Sint Adalbert stift in Aken. Het stift wordt door de Duitse keizer in deze oorkonde bevestigd in haar bezittingen in een aantal plaatsen, waaronder de plaats “Uthe”. Uit andere oorkonden van het Adalbertstift blijkt dat met “Uthe” niet Uden bedoeld wordt, maar Putten in Zeeland (10). In de oorkonde is kennelijk een P weggevallen of vergeten. Ook hier vergissen Gysseling en De Vries zich dus. Het aantal oude vermeldingen van Uden wordt steeds schaarser.
Er blijft nog één vermelding van Uden, zoals Gysseling die noemt over. Het betreft een oorkonde uit het archief van de abdij van Berne die opgesteld is vóór of in het jaar 1233. Het is een oorkonde van Albert van Cuijk over schenkingen aan de abdij. In de getuigenlijst staan “Herimannum de Uden, Arnoldum fratrem eius”: Herman van Uden en Arnold zijn broer (11). Dat de naam van deze twee personen betrekking heeft op ons Uden wordt tot nu toe door niemand betwijfeld. De oudste vermelding van Uden is dus van 1233 of iets eerder. Het gaat overigens om twee personen met als naam “Van Uden”. Uden zelf als plaats komt pas voor in het jaar 1310. Dan worden de gemene gronden van Veghel door de hertog van Brabant uitgegeven en worden de grenzen ervan beschreven. Bij de beschrijving van de grens van Veghel wordt voor de eerste keer de plaats Uden genoemd (12).
Meerdere personen die Van Uden heten
Naast Herman van Uden en zijn broer Arnold, die in 1233 als eersten worden vermeld onder de naam Van Uden, treffen we nog meer personen aan die deze familienaam dragen. We beperken ons tot de ons bekende vermeldingen van vóór het jaar 1300 (13).
Datering | Naam | Opmerking |
Voor 1233 | Herman van Uden en Arnold zijn broer | Oorkonde van Albert van Cuijk |
1241 | Hemannus de Huden | Schepen van Helmond; onzeker of de naam gelezen kan worden als Van Uden |
1260 | Gerard van Uden en zijn vrouw Uda | Gerard is poorter van Den Bosch en verwerft de tiende van Bakel van ridder Hendrik van Bakel |
1273, 1274 | Hendrik van Uden, alias Hendrik Graet en zijn zoon Gerard | Oorkonden van de graaf van Megen. De Van Udens zijn inwoners van Den Bosch |
1279 | Gerard van Uden, zoon van Hendrik Graet | Den Bosch |
1292, 1294, 1295 | Thomas, zoon van Ludolf van Uden | Schepen van Den Bosch |
1297, 1298, 1299 | Gerard, zoon van Ludolf van Uden | Den Bosch |
Van de personen uit deze lijst die in of na 1260 zijn vermeld weten we dat ze woonachtig waren in Den Bosch. Naar alle waarschijnlijkheid hebben ze hun naam Van Uden te danken aan het feit dat zij of hun voorouders uit Uden afkomstig waren toen ze zich in Den Bosch vestigden. Van deze personen is ook bekend dat hun nakomelingen later nog flink wat onroerend goed in Uden bezaten. De link met Uden is kennelijk nog lang aanwezig gebleven. Het is overigens lang niet zeker dat alle personen in bovenstaande lijst familie van elkaar waren. Er kunnen meerdere families Van Uden bestaan hebben. Onderzoekers hebben een aantal stamreeksen van families Van Uden samengesteld, maar het voert te ver om er hier op in te gaan (14). Dat Van Uden’s behalve onroerend goed ook bijvoorbeeld heerlijke rechten in Uden zouden hebben gehad, wordt regelmatig in publicaties gesuggereerd, maar daarvan is geen enkel spoor te vinden in de eigentijdse bronnen. Nergens wordt een Van Uden genoemd als Heer van Uden. De oudste vermelding van Heer van Uden betreft Jan van Valkenburg, die gehuwd was met Marina van Herpen, erfgename van de heerlijkheid Herpen. Hij was met zekerheid ook heer van Uden, als leenman van de graaf van Kleef (15). Algemeen wordt aangenomen dat de parochie Uden voorheen al onderdeel was van de heerlijkheid Herpen. Vanaf minstens 1191 is de familie Van Cuijk, die heren van Cuijk waren, ook heer van Herpen en daarmee dus ook heer in Uden. Ze werden in Herpen (en dus ook Uden), opgevolgd door de familie Van Herpen, die een jongere tak was van de familie Van Cuijck (16). De parochie Uden had als onderdeel van de heerlijkheid Herpen zelf geen afzonderlijke heren. Leden van een familie Van Uden zijn dan ook nooit heren van Uden geweest. Van Uden’s zullen wel belangrijke grootgrondbezitters in Uden zijn geweest, maar dat maakt ze nog geen Heer van Uden.
Tot slot
De naam Uden is vóór 1233 in eigentijdse bronnen tot nu toe niet teruggevonden. De plaats Uden zelfs niet vóór 1310. Het is dan ook vreemd dat op Wikipedia bij Uden over die naam wordt geschreven: “De eerst bekende naam van Uden was Uot, deze was tot in de 11e eeuw bekend. Daarna is het (geleidelijk) in Uden veranderd.” Als de naam Uden vóór het jaar 1233 niet voorkomt kunnen we nauwelijks iets zeggen hoe die naam in de 11e eeuw geschreven zou zijn. De bewering dat het “Uot” of iets dergelijks zou zijn geweest kan daarom als verzinsel worden aangemerkt. Gezien de archeologische vondsten in Uden en ook gelet op de landschappelijke situatie kan het niet anders dan dat Uden als woonplaats veel ouder is dan de ons bekende schriftelijke bronnen. Helaas beschikken we pas uit latere perioden over betrouwbare schriftelijke gegevens. Het is dan natuurlijk wel verleidelijk om bijvoorbeeld op basis van gegevens uit andere plaatsen toch iets meer over die oude perioden te zeggen of op te schrijven, maar we moeten er wel voor waken om niet ongegrond te gaan fantaseren.
Jan Timmers, Gemert, juni 2016.
Dit artikel verscheen eerder in Sprokkelingen, tijdschrift van de heemkundekring Uden.
Noten:
- Het betreft: L.G.L. van Hoof en R. Jansen, Archeologisch Onderzoek A50 te Uden; Archol Rapport 12, Leiden 2002 en L.G.L van Hoof, Zwervende erven uit de Romeinse tijd? Continuïteit in de bewoning van de late ijzertijd naar de Romeinse tijd te Uden-Noord; Archol Rapport 91, Leiden 2008
- Jan Timmers, Van Thuyftheze tot Duifhuis, geen duifhuis op Duifhuis, Sprokkelingen jrg 29 nr 115, maart 2016
- L.A.J.W Sloet; Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag van Woeringen, 5 juni 1288, ’s Gravenhage 1872
- Maurits Gysseling; Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226); Belgisch Universitair Centrum voor Neerlandistiek, 1960.
- Dr J. de Vries, Woordenboek der Noord en Zuid Nederlandse Plaatsnamen, Utrecht, 1962
- J. Anspach, De voormalige heerschap Ochten in de Neder-Betuwe, De Navorscher, Jaargang 36, 1886, blz.84
- Bijvoorbeeld J. de Groot, Arkeliana vetera; Nederlandsche Leeuw 1941 kolom 466 e.v.
- E.J. Harenberg, Oorkondenboek van Gelre en Zutphen tot 1326, Aflevering 8 Stad Zutphen; Rijksgeschiedkundige Publicatiën uitgegeven door het Instituut Nederlandse Geschiedenis, ‘s-Gravenhage 2003. Van de oorkonde die Sloet in 1190 dateert wordt overigens in dit oorkondenboek aangegeven dat de datering na 30-3-1196 moet zijn.
- Berichten Middeleeuwse Genealogie: groups.yahoo.com/neo/groups/soc_nederlandse_adel
- Th. J. Lacomblet, Urkundenbuch für die Geschichte des Niederrheins, band 3, blz 56 akte 102. Lacomblet verwijst voor de identificatie met Putten naar oorkonden in band 1.
- H.P.H. Camps; Oorkonden van Noord-Brabant tot 1312, deel I De Meierij van ’s-Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert), ’s-Gravenhage 1979, blz 252.
- idem, oorkonde nr 824 dd 5-8-1310, blz 1000.
- De vermeldingen zijn uit het oorkondenboek van Camps (zie noot 11) en uit het Digitale Oorkondenboek van Noord-Brabant op: http://www.donb.nl
- Een paar stamreeksen zijn te vinden in de yahoo-group Middeleeuwse Genealogie. Zie noot 9.
- H.J.J. Vermeulen; Jan van Valkenburg, heer van Born en Sittard, Herpen en Uden, ridder 1314-1356; Nijmegen 1980
- Zie voor de opeenvolgende heren van Herpen bijvoorbeeld Mr G.F. van der Ree-Scholtens, De grensgebieden in het noordoosten van Brabant ca 1200–1795, Brabantse Rechtshistorische Reeks 6 Assen/Maastricht 1993. In het vorig jaar verschenen boek Boekel Bijzonder geeft co-auteur Lauran Toorians ook een overzicht van wat er bekend is van de heren van Herpen in deze periode: Ton Thelen & Lauran Toorians, Boekel Bijzonder, uitgave gemeente Boekel 2015.