De Velmolen en de Vloet in Uden en Volkel

De Velmolen en de Vloet

Tussen de oude dorpscentra van Uden en Volkel liggen onder meer de (voormalige) gehuchten Velmolen en Vloet. Velmolen wordt tot Uden gerekend en Vloet ligt in Volkel. Ogenschijnlijk zijn het twee afzonderlijke buurtschappen, maar van oorsprong hebben ze veel met elkaar te maken. Die relatie heeft te maken met een voormalige watermolen. We gaan het in dit artikel nader bekijken.

Van Veltmolen naar Velmolen

In publicaties over de geschiedenis van Uden wordt gezegd van Velmolen dat het zijn naam te danken heeft aan een watermolen met diezelfde naam. Van die watermolen zelf zijn geen verdere gegevens bekend. In het boekje over de Udense en Volkelse molens wordt vermeld1: “Uit getuigenis van oude mensen weet men dat er omstreeks het jaar 1850 op de plaats, waar de watermolen stond, nog overblijfselen van die oude molen waren. Men vond in de grond eiken balken, die als fundering dienst hadden gedaan.” De molen heeft beslist bestaan, maar was toen al lang verdwenen. Noordelijk van de plaats waar de watermolen gestaan heeft, zijn mensen gaan wonen. Daarvan werd gezegd dat zij op de Velmolen woonden. Nadat de molen verdween bleef de naam van het gehucht gewoon bestaan. Van de buurtschap zelf is inmiddels ook niet veel meer over dan een paar huizen aan de Boekelsedijk en de Emmausweg, ingeklemd tussen de sportvelden en het industrieterrein.

Voordat de naam Velmolen ingeburgerd raakte was er sprake van de Veltmolen. In het cijnsregister van Volkel en Laagbroek2 komen diverse huizen en percelen voor die liggen op de Veltmolen. Het register is aangelegd omstreeks 1691 en toen was de naam nog Veltmolen. De oudste vermelding in een Bossche schepenakte uit de periode 1397-1399 luidt eveneens Veltmolen3. De buurtschap bestaat dan al, terwijl de watermolen nog ouder moet zijn. De buurtschap is immers vernoemd naar de watermolen. Het aantal huizen in het gehucht was omstreeks 1691 volgens het cijnsboek een drietal. In de 19de eeuw is dat aantal al meer dan verdubbeld.

De watermolen

Over de ligging van de watermolen is in archiefbronnen tot nu toe niets gevonden. Ook bestaan er geen oude afbeeldingen of kaarten waarop de watermolen staat aangegeven. Er zijn echter voldoende landschappelijke gegevens om af te leiden waar de locatie van de voormalige watermolen gezocht moet worden. Op de eerste plaats moet er een beek zijn voor de watermolen. Voor de Velmolen kan dat alleen de Lagenheuvelseloop zijn. Het was geen grote beek, maar in de 20ste eeuw nog duidelijk aanwezig. Door aanleg van wegen en industrieterrein is de situatie ter plekke grondig veranderd.

Watermolens op kleine beken hebben niet altijd voldoende water om te kunnen draaien. Ze kunnen eigenlijk alleen werken op basis van opgestuwd water. Dat betekend dat er bij de molen een soort stuw gebouwd moet zijn, zodat er stroomopwaarts water “verzameld” kan worden. Als er voldoende water beschikbaar is kan de molen weer een tijdje malen.

De meest geschikte locatie voor een stuw in een beek is de plaats waar het beekdal op zijn smalst is. Dat is tegelijk ook de meest gunstige locatie om een beek over te steken en later een brug te bouwen. We zien dan ook dat watermolens nagenoeg altijd op plaatsen liggen, waar vanouds een weg een beek kruist. De oudste interlokale verbinding bij Velmolen is de huidige Boekelsedijk, waaraan ook het gehucht Velmolen ligt. De Boekelsedijk staat op oude kaarten steevast aangeduid als de verbindingsweg van Uden met Boekel. De watermolen zullen we dus moeten zoeken in de onmiddellijke nabijheid van de plaats waar in het verleden de Lagenheuvelseloop de Boekelsedijk kruiste.

Het “stuwmeer” bij de watermolen is een ander belangrijk landschappelijk gegeven dat ons helpt bij het zoeken naar de watermolen. Dat “stuwmeer” wordt bij watermolens in oostelijk Brabant steeds de vloet genoemd. Bij alle kleine watermolens is dat het geval. We zien een “vloet” bij de voormalige watermolens in bijvoorbeeld Gemert, Bakel, Deurne, Vlierden, Asten en Lierop. De vloet ligt steeds direct stroomopwaarts van de watermolen. Het meest gunstig is het als het beekdal daar breder en dieper is, zodat er veel water opgestuwd kan worden. Op de oudste kadasterkaart van het gebied ligt tussen de gehuchten Velmolen en Vloet een lager gelegen groep weilanden, die op diezelfde kaart de naam De Vloet hebben. Bekijken we andere kaarten, dan blijkt het niet zo moeilijk te zijn om de meest waarschijnlijke plaats van de molen aan te wijzen. 4

Topografische kaart van 1926 met de reconstructie van de watermolen met de vloet. Het rondje markeert de plaats van de watermolen, de ster geeft de “inlaat” van de vloet aan.

Vooral de topografische kaarten van 1899 en 1926 lenen zich goed voor een reconstructie. Tussen de buurtschappen Velmolen en Vloet is een groep lager gelegen weilanden herkenbaar, omgeven door hoger liggende akkers en heideveldjes. De Lagenheuvelseloop stroomt er doorheen. Alle landschappelijke kenmerken wijzen erop dat dit de voormalige vloet van de watermolen was. Op de kadastrale kaart van 1832 heten die percelen gezamenlijk ook daadwerkelijk “De Vloet”. In afbeelding 1 is de gereconstrueerde vloet aangegeven met een streeplijn. Bij de zwarte ster aan de oostkant komt de Lagenheuvelseloop de vloet ingestroomt en bij de zwarte punt aan de westkant stroomt het water er weer uit. Bij dat punt ligt ook de brug in de Boekelsedijk over de waterloop. De meest waarschijnlijke plaats voor de voormalige watermolen met de naam Veltmolen is deze plek langs de Boekelsedijk.

De reconstructie van de watermolen-vloet, geprojecteerd op de huidige situatie. De rotonde in de Lippstadtsingel – Industrielaan ligt midden in de voormalige vloet. De onlangs gerealiseerde nieuwbouw aan de nieuwe straatnaam Beekvloed ligt in de voormalige vloet, deels op het perceel waarop de watermolen lag.

De Weersche Loop en de Meulenreek

De waterloop waarop de watermolen lag is heden ten dage geen opvallende waterloop. Je moet enige moeite doen om de loop in het landschap te vinden. Voor een belangrijk deel heeft dat te maken met het feit dat het hele gebied door vooral de aanleg van wegen compleet anders is ingericht dan voorheen. Maar ook op oudere kaarten is de waterloop bescheiden van capaciteit. Dat blijkt ook bij andere kleine watermolens in oostelijk Brabant het geval. Soms vraag je je af of er wel voldoende stroming was voor de watermolen. Wat dat betreft is de velmolen dus geen uitzondering. Juist vanwege de aanwezigheid van een vloet kon het water voldoende worden opgestuwd om de molen aan te kunnen drijven. Op 20ste eeuwse kaarten wordt de waterloop steeds aangeduid als de Lagenheuvelseloop, die in de omgeving van het gehucht Lagenheuvel ontstaat en via Kooldert naar de Leijgraaf loopt. In het cijnsboek van 1691 wordt deze waterloop de Weersche Loop genoemd5. Waarschijnlijk verwijst deze naam naar een zogenaamde visweer. Een ‘weer’ of ‘geweer’ is een installatie in een beek bestaande uit wanden van vlechtwerk die vissen naar een fuik moeten leiden. Vaak werd de vloet van een watermolen als visvijver of viskwekerij gebruikt. In de Weersche Loop zullen in het verleden dergelijke visgeweren hebben gestaan voor de visvangst.

Verder stroomafwaarts, ten westen van de Boekelsedijk heeft de waterloop nog een andere naam. In een schepenakte van het Heikantsgericht van 1717 treffen we de naam Meulenreek aan. Diezelfde naam, maar dan gespeld als Meulenrek, staat vermeld op de kadastrale kaart van 1832. In diverse notariële akten uit de 19de eeuw komen we die naam ook tegen6. De betekenis van ‘reek’ is lange rij of recht stuk7. Op de kaart van afbeelding 3 is te zien dat de Meulenreek inderdaad een lang recht stuk waterloop is, stroomafwaarts van de voormalige watermolen.

De reconstructie van de watermolen-vloet op de kaart van ca 1840 (streeplijn). De rode stip markeert de locatie van de watermolen. De doorgetrokken blauwe lijn geeft het verloop aan van de Weersche Loop en Meulenreek, later de Lagenheuvelseloop.

Intermezzo over de Meulenreek

Anne-Marie Verwijst schrijft op 24 juni 2007 op de website van het BHIC in de rubriek Udense Verhalen het volgende over de Meulenreek8.

Wat ontbreekt in de geschiedenis van Uden is dat er nergens iets geschreven staat over de Meulrek oftewel de Meulenreeck. (….) Eigenlijk was de Meulenrek een omgeving in Uden vlakbij Volkel. Omdat mijn schoonmoeder de achternaam van de Meulenreek draagt zijn we op onderzoek gegaan. De oudste (Antoni van den Meulenreeck, geboren omstreeks 1715 te Uden) die we hebben kunnen vinden komt uit Uden, woonachtig op Den Meulenreeck. Dit was omstreeks 1741. Omdat er niets is te vinden over de Meulenreek vraag ik me af of er helemaal niets meer in de archieven voorkomt van deze omgeving. Ook de naam Meulenreek komt niet meer voor in Uden. Zelfs geen straatnaam, wel jammer het is toch een stukje Uden.

De ouderdom van de Veltmolen

Er zijn nog geen archiefvermeldingen van de voormalige watermolen gevonden. Dat betekent dat we over de ouderdom van de molen aangewezen zijn op wat er bekend is van soortgelijke molens in het stroomgebied van de Aa. Op een aantal zijbeken van de Aa lagen watermolens die vergelijkbaar zullen zijn met de oude Veltmolen. Het betreft allemaal zogenaamde wintermolens. Ze konden alleen in de winterperiode malen, omdat er dan voldoende watertoevoer was en omdat het in verband met wateroverlast verboden was om in de zomer het water in de vloet op te stuwen. Vanwege deze beperkingen konden de wintermolens moeilijk concurreren met de windmolens die in Brabant vanaf het eind van de 13de eeuw voorkomen. De meeste kleine watermolens zijn daarom al vóór 1600 buiten gebruik geraakt, sommigen al vóór 1500. Dat geldt in ieder geval voor de watermolens van Vladeracken (Someren), Scheepstal (Bakel), Molenhof (Deurne), Duinhoven (Lieshout) en Gemert9. Door dit vroege verdwijnen is het ook niet verwonderlijk dat er zo weinig archivalische gegevens zijn. Ook over de aanleg en de bouw van deze watermolens is heel weinig bekend. Het is wel te verwachten dat de molens ouder zijn dan de windmolens. Immers na de introductie van de windmolens verdwenen de kleinere watermolens, zoals we al zagen. De watermolens van Scheepstal en Duinhoven worden al in 1246 genoemd. De watermolen van Gemert is archeologisch onderzocht en de bouw kan gedateerd worden in het jaar 1210. In dat jaar werd het hout voor de watermolen gekapt. De gegevens die wel bekend zijn wijzen dus inderdaad op een hoge ouderdom.

Datzelfde zal ook gelden voor een andere Udense watermolen, die behoorde tot de Hoge Burcht van Uden. De ligging van de Hoge Burcht is niet bekend, maar algemeen wordt aangenomen dat de molen op de Leygraaf of op de Aalstgraaf lag. De burchtmolen was in 1486 al buiten gebruik geraakt10. Waarschijnlijk hebben de twee watermolens tegelijkertijd bestaan. De burchtmolen lag in het natte broekgebied, terwijl de Veltmolen aan de andere kant van Uden “in het veld” (dus tussen de akkers) lag. Mogelijk heeft de Veltmolen ter onderscheid daarom zijn naam gekregen.

Gehucht De Vloet

Keren we terug naar het gehucht De Vloet. We hebben gezien dat het pal aan de zuidoostkant ligt van wat voorheen de watermolen-vloet was, die nog in 1832 ook daadwerkelijk die naam droeg. De huizen lagen voornamelijk aan de zuidkant van de huidige Vloetstraat. Van de mensen die zijn gaan wonen op de oevers van de vloet, werd logischerwijs gezegd dat ze op De Vloet woonden. Toen het gehucht ontstond, moet de watermolen dus al hebben bestaan. Het gehucht telde ca 1691 zo’n 5 huizen. In de 19de eeuw uitgegroeid tot een tiental. Inmiddels is het gehucht vastgegroeid aan de dorpskom van Volkel.

Zowel het gehucht De Velmolen als De Vloet hebben beide hun naam te danken aan de watermolen met de bijbehorende vloet die eertijds tussen de twee gehuchten lag. Ten noordwesten van de watermolen die de naam Veltmolen droeg ontstond het gehucht Velmolen en aan de zuidoostkant van de molenvloet ontstond De Vloet.

Jan Timmers.
Dit artikel verscheen eerder in Sprokkelingen, tijdschrift van de heemkundekring Uden

Noten:

  1. Jan Bakker & Jan Versantvoort, Dese Nuwe Moolen, De geschiedenis van de Udense en Volkelse molens, uitgave Stichting Uden in Geschriften, 2011
  2. Legger van cijnzen onder Volkel en Laagbroek, archief Commissie van Breda, inv nr 1155. Transcriptie A. Voermans.
  3. Stadsarchief Den Bosch, Bossche Protocollen R1181 1397-1399; folio 125v
  4. De kadastrale kaarten zijn te vinden op de beeldbank van de RCE: http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl ; de topografische kaarten op www.topotijdreis.nl. De afgebeelde kaarten zijn bewerkt door de auteur.
  5. Zie noot 2.
  6. Regesten op het Heikantsgericht deel 1 , uitgave Genealogische Werkgroep Land van Cuijk en Ravenstein, akte dd 21-5-1717 op blz 40. Dezelfde werkgroep gaf ook regesten uit van diverse notariële archieven betreffende Uden.
  7. Gerald van Berkel & Kees Samplonius, Nederlandse plaatsnamen, de herkomst en betekenis van onze plaatsnamen, Utrecht 1995.
  8. https://www.bhic.nl/ontdekken/praat-mee/meulerek. De tekst is hier iets ingekort.
  9. Piet-Hein van Halder, Watermolens in Brabant, vroeger en nu, ’s-Hertogenbosch 2010.
  10. C R Hermans; A van Hoogstraten; M van den Boogaard; Charters en geschiedkundige bescheiden betrekkelijk het Land van Ravenstein, ’s-Hertogenbosch 1848