In 1920 ontstond Groot Eindhoven door een fusie tussen de stad Eindhoven met de aanliggende gemeenten Woensel, Tongelre, Stratum, Gestel en Strijp. Het riviertje de Gender vormde de grens tussen Strijp en Eindhoven en iets zuidelijker tussen Strijp en Gestel. Dicht bij de grens met Eindhoven lag al in de middeleeuwen het hertogenlijk leengoed Ten Broek, waartoe toen ook een watermolen behoorde op het grensriviertje de Gender. Ten Broek lag langs de oude verbindingsweg met Eindhoven. Een deel van die weg kennen we nu als de Strijpsestraat. Via de Gagelweg kon Eindhoven bereikt worden. Pas in 1885 is de Willemstraat aangelegd, die toen de belangrijkste verbinding werd.
Het leengoed Ten Broek in Strijp
De familie vanden Broeck bezit in Strijp (nu Eindhoven) het goed Ten Broeck. Dat is een leen van de hertog van Brabant volgens Rooys Recht.
In de oudste leenboeken van de hertog is over het leengoed in Strijp (Strepe, Stripe) het onderstaande opgenomen. Het gaat om gegevens uit het Latijnsboek, Casselboek, Spechtboek en Stootboek.1
Casselboek, fol. II-18
Henricus de Audenhove; Bona dicta de Broke, sita apud Strepe, que fuerunt quondam domini Willelmi de Broeke, militis, et Gentes, filii sui, jure rodensi beate Ode.
Latijnsboek f47:
Et istud feodum comparavit Willelmus, filius Gentes predicti, erga eundem Henricum.
Latijnsboek f123v:
Willelmus, filius Gentes Vanden Broeke, bona dicta Ten Broeke sita apud Strepe. Que bona ipse Willelmus acquisivit erga Henricum de Audenhoven jure rodensi. Et ad istud feodum pertineret unum pratum dictum Shanen horinc, quod plus valet quam lx libras nigrorum ; quod pratum Henricus predictus a feodo predicto separavit et dedit ipsum ad censum hereditarium, duce nesciente. Istud sciunt Mathias et Walterus Vanden Broeke, fratres, Johannes Bays et alii quamplures, cum loco molendini ad hoc pertinente.
Stootboek, fol. 47v en 57v; Spechtboek, fol. 190v
Henricus: ‘Tgoed Ten Broeke met sinen toebehoerten ende met de woeninghen gheheiten te ghenen broeke, VI buenre beemde, XXVII s IIII d ceins land VIII mudde zaeds op te zaiene ende eenen landt gheheiten Shaen Hornic bi den selven goed gheleghen ende eene molenstat ten Roesdscen recht, dit cocht hi theghen Willeme Gentessone van den Broeke’.
De oudst bekende leenmannen van het goed Ten Broek in Strijp zijn opeenvolgende generaties van eenzelfde familie, die zich naar dit belangrijke bezit hebben genoemd en de naam Van den Broeck droegen. Uit andere bronnen is summiere informatie over deze personen bekend. Dat levert het volgende lijstje van leenmannen van het goed Ten Broek.
- Willem van den Broeck, ridder, overleden voor 1302
- Gentas van den Broeck, zoon van Willem, vermeld in 1306
- Henric van Audenhoven, verworven voor 1352
- Willem, zoon van Gentas van den Broeck. Naar schatting is Willem al voor 1350 leenman geworden. Het wordt echter pas vermeld na 1374 in het Latijnsboek.
In het Stootboek staat een Henricus als leenman geregistreerd, die het leengoed had verworven van Willem Gentas van den Broeck. Mr. Dr. L. de Gou is van mening dat deze Henric vereenzelvigd kan worden met Henric Belensoen van de Venne van Strijp, die het op 2-8-1365 op zijn beurt verkocht aan zijn zoon Gijsbert.4 Henric moet dus al voor 1365 het leengoed in bezit hebben gekregen.
In het Strickgrefier, een hertogenlijk leenboek met vermeldingen vanaf de 15de eeuw, is het onderstaande te vinden over het Strijpse leengoed Ten Broek.5 Alleen de oudste inschrijvingen zijn hieronder overgenomen. Onderaan op blz 250 staat:
Henrick Goertssoene vanden Broeke xiii junii anno xv c ende xi Bij doode wijlen Willem Henrick Ghijsbertssoene vanden Broeke sijn oems ondergheschreven.
Ghijsbrechte weduwe wijlen Willem Henrick Ghijsbrechtssoene xxiii september anno xiiii c lxxxiii bij doode des selfs Willem Henrics soene
Willem Henrics Ghijsbrechtssoene vanden Broeke xiiii julii
Vervolg op blz 251
Anno xiiii c lii bij doode Henric Ghijsbrechts soene sijns vaders
Henric soen Ghijsbrechts ondergheschreven
Ghijsbrecht Henrics Belen soene van Strijpe vanden Venne hout een hoeve mit hueren toebehoirten gheleghen inde prochie van Strijpe by Eyndoven gheheyten tgoet Ten Broeke. Te weten inden eersten een huys ende hof aldair gheleghen. Item eenen acker lants gheheyten den Schaubroecx acker. Item eenen acker ghenoempt den Putacker. Item eenen acker ghenoempt den Borchacker. Item den Zoeacker. Item den Heesacker. Item eenen acker gheheiten den Berssen bossch. Item eenen acker ghenoempt dat Cloetken. Item eenen acker gheheiten die Choepstreep. Item eenen acker gheheiten die Kerckstreep. Item eenen acker gheheyten den acker achter dat Kempken. Item eenen acker gheheiten die Hasselt. Item eenen acker gheheiten die Streep op gheen eynde. Item eenen acker gheheyten den Roeyacker. Item eenen acker gheheiten die Varenstreep. Ende eenen acker gheheiten dat Hoyvelt. Welcke ackeren voirsz ligghende sijn bijden voirsz huyse houdende tsamen vijf mudzaet lants. Item een weivelt gheheiten dat Schoet gheleghen aldair streckende vanden Gedweng grave totten ackeren toe aldair gheleghen. Item noch een wey veldeken gheheiten dat Gedwengt. Item eenen koecamp gheheiten die Lantdonck. Item eenen beempt gheheyten den Zoebeempt. Item eenen beempt gheheiten die Varenstreep. Item eenen beempt gheheiten Tungelen. Item eenen beempt gheheiten die Wintmoelen. Ende eenen beempt gheheiten den beempt by dat huys. Welcke vorsz weyvelden gheheyten dat Gedwengt, Koecamp ende beempden voirsz gheleghen sijn aldair tusschen den erven der voirsz Ghijsbertken aen deen sijde ende streckende van eenen waterloep gheheiten die Ghenderen totten eckeren toe aldair. Item noch eenen chijns van xxii oude groten diemen vergheldende is van verscheydenen persoonen tot Strijpe, Straten ende Eijndoven.
Als opvolgers van Willem Gentas van den Broek kunnen we de volgende reeks leenmannen noteren, grotendeels uit het Strickgrefier:
- Henric Belensoen van de Venne van Strijp
- Ghijsbrecht Henrics Belensoene vanden Venne van Strijpe, vanaf 2-8-1365
- Henric soen Ghijsbrechts
- Willem Henrics Ghijsbrechtssoene vanden Broeke vanaf 14-7-1452
- Ghijsbrechte weduwe wijlen Willem Henrick Ghijsbrechtssoene vanaf 23-9-1483
- Henrick Goertssoene vanden Broeke, neef van Willem Henrick van den Broeke, vanaf 13-6-1511
De Gou vindt het opvallend dat van Henric Belensoen van de Venne van Strijp alleen de naam van zijn moeder steeds wordt genoemd. De reden kan zijn dat die familie meer aanzien had en dat daarom die naam steeds gebruikt werd. Hoe het ook zij, de afkomst van Henric zelf wordt nergens genoemd. Het is dan ook niet uit te sluiten dat hij een rechtstreekse afstammeling is van de familie Van den Broeck, Henrick Belensoen van den Venne van Strijp wordt volgens De Gou vermeld in de periode 1365-1413. Chronologisch gezien zou hij heel goed een zoon kunnen zijn van Willem Gentas van den Broeck. Deze Willem zou dan gehuwd moeten zijn met Bela van den Venne van Strijp. Daarvoor pleit ook dat na een paar generaties de familienaam Van den Broeck weer opduikt. Op zichzelf zegt dat ook niet alles. Het is ook mogelijk dat een ‘nieuwe’ familie eigenaar is geworden, die zich na enige tijd ook is gaan noemen naar dit omvangrijke goed.
De ouderdom van Ten Broek
Het leengoed Ten Broek gaat nog een stuk verder terug in de tijd dan de oudst bewaarde leenboeken van de hertog van Brabant aangeven. In die leenboeken is vermeld dat op het leengoed het ‘Roodschen’ leenrecht van toepassing was. Dit leenrecht werd gehanteerd in het graafschap Rode, met als hoofdplaats het huidige Sint Oedenrode. Kennelijk was het goed Ten Broek van oorsprong een leengoed van Rode. Al in 1231 is het graafschap Rode eigendom geworden van de hertog van Brabant. Bij die overname was ook de leenhof van Rode betrokken met o.a. Ten Broek als leengoed. Als Ten Broek pas na 1231 als leengoed van de hertog zou zijn ontstaan, dan zou beslist het gebruikelijke Brabantse leenrecht zijn gaan gelden. Het goed Ten Broek moet daarom al in 1231 hebben bestaan als leengoed van Rode.
Bij het goed Ten Broek hoort ook een watermolen
Het goed Ten Broek in Strijp was een grote en belangrijke hoeve. Er behoorden heel wat percelen bij die in het Strickgrefier worden opgesomd. We noemen een aantal opvallende veldnamen. Sommigen komen ook in andere bronnen voor: Scaubroeck, Putakker, Borchakker, Zoeakker, Heesacker, Bersschenbosch, de Hasselt, de Varenstreep, Schoot, het Gedweng en de Langdonk. Ook worden een flink aantal beemden genoemd die tot Ten Broek behoren. Ze liggen tussen de akkers en de waterloop genaamd De Gender. Verder behoorden tot het leengoed ook nog een cijnshof, waartoe cijnsgoederen in Stratum en Eindhoven behoorden. Heel opmerkelijk is een molen die tot het goed Ten Broek behoort. Al in het Latijnsboek wordt melding gemaakt van een ‘molenstat’, zonder dat direct duidelijk is om wat voor soort molen het gaat. In een Bossche schepenakte van 30-6-1438 wordt dat wel duidelijk6: Zacheus die Rover en Henrick vanden Broec zoon van wijlen Gijsbert verhuren voor 13 jaar vanaf St Remijs aan Michiel Fykens, zoon van wijlen Michiel, een watermolen om olie te slaan in Strijp ter plaatse Op die Langhedonc. Het was een watermolen die gebruikt werd als oliemolen. Gezien de vermelding van de Langdonk lag de molen in de directe nabijheid van Ten Broek en zal dus op De Gender hebben gelegen. Het moet een kleine watermolen geweest zijn. De eigenaars rekenden in 1438 geen vaste huur, omdat Michiel alleen op gepaste tijden olie kon slaan7. Er was doodeenvoudig niet altijd voldoende wateraanvoer om de molen te laten draaien.
Ten Broek wordt opgesplitst
Uit de vermelding van de watermolen blijkt dat de molen in 1438 twee eigenaars kende. Een is Henrick Gijsbertssoen van den Broeck, die we al tegenkwamen als leenman van Ten Broek in het Strickgrefier, hierboven genoemd onder nummer 7. Daar werd zijn familienaam Van den Broeck nog niet vermeld, maar hij blijkt dus onder die naam bekend te staan. De andere eigenaar komen we in andere bronnen tegen als Zacheus geheten Zeest de Rover, zoon van ridder Jan Rover en gehuwd met jonkvrouw Katelijn de dochter van Gijsbert Kuijst. In een Bossche schepenakte blijkt dat Zacheus geheten Zeest de Rover niet alleen de helft van de watermolen bezat, maar ook in bezit was van een deel van de hoeve Scaubroeck.8 Volgens het Strickgrefier hoorde bij Ten Broek een perceel genaamd Scaubroeks akker. Scaubroek blijkt een alternatieve naam te zijn van het leengoed en in 1438 blijkt dat naast Hendrick Gijsberts van den Broek ook Zacheus eigenaar is van een gedeelte ervan.
Eerder werden op 27 juli 1429 de goederen van wijlen Gijsbert Kuijst verdeeld onder zijn kinderen.9 Dat zijn een zoon Gijsbert en dochters Margriet, Jenneke, Aleit, Yda en Katelijn. De laatste is getrouwd met schoonbroer Zacheus geheten Zeets de Rover. Een serie goederen wordt eigendom van zoon Gijsbert. Het gaat om o.a. een zogenaamd geloect (een omheind perceel) genaamd het Ghedwenghe dat grenst aan Die Langdonc van Ghibo Heynckens (dat is Gijsbert Henricks vanden Broeck). Ook krijgt Gijsbert een huis en hof genaamd Die Molendyc en de helft van een molen die tot dit huis behoort. Vader Gijsbert Kuijst blijkt een groot deel van het goed Ten Broek te bezitten. Dat deel bestond uit onder meer de hoeven Molendijk en Scaubroek en ook uit de helft van de watermolen. Scaubroek en de helft van de watermolen komen nog voor 1435 in handen van Zacheus de Rover. Naar alle waarschijnlijkheid hadden de voorouders van Gijsbert Kuijst al eerder het goed Ten Broek gedeeld met de familie Van den Broeck. De onderlinge familierelatie is momenteel nog onderwerp van onderzoek. In ieder geval is een ander deel van Ten Broek nog steeds in handen van de familie Vanden Broeck. Volgens L. de Gou was al eerder Henrick Belenzoon van de Venne van Strijp (nr 5 in het lijstje van leenmannen) ook al eigenaar van het goed Ten Dijcke, dat ook voorkomt onder de naam Ten Molendijck. Dit deel van het goed Ten Broek zal zijn naam gekregen hebben, omdat het lag langs de dijk (dat is een verhoogd aangelegde weg), die naar de watermolen voerde.
De verdere lotgevallen van het goed Ten Broek zijn niet onderzocht, maar het is waarschijnlijk dat de hoeve later nog verder is opgedeeld in meerdere boerenbedrijven. Zoals ook op andere plaatsen is er door die opsplitsing een cluster van dicht bij elkaar liggende boerderijen ontstaan. We herkennen daarin de latere buurtschap Schouwbroek in Strijp.
Waar lag Ten Broek
Op de oudste topografische kaarten van Strijp is de buurtschap Schouwbroek als een cluster van boerderijen goed herkenbaar.10 De buurtschap lag op de rand van het beekdal van de Gender. Op de oudst bekende kadasterkaarten van dat gebied zien we in de directe nabijheid van Schouwbroek veldnamen ingetekend zoals De Molen, De Langdonk en de Hastelakkers, die eerder nog de Hasseltakkers werden genoemd. Die namen komen we al tegen in de oude leenregisters. Op basis daarvan kunnen we de conclusie trekken dat het hoofdgebouw van het oude leengoed Ten Broek in de buurtschap Schouwbroek gezocht moet worden en dat zal ook gelden voor de hoeve Molendijk. Door de grootstedelijke uitbreiding van Eindhoven is de buurtschap Schouwbroek van de kaart verdwenen. Alleen de woonwijk Schouwbroek tussen de Hastelweg (die destijds naar de Hastelakkers liep) en de Frederiklaan herinnert er nog aan. De verdwenen buurtschap lag destijds tussen het punt waar nu de Gagelstraat op de Willemstraat uitkomt en het punt waar de naam Willemstraat overgaat in Strijpsestraat.
Om de precieze locatie van Ten Broek te achterhalen is nog meer onderzoek nodig. Helaas is de oudste kadasterkaart van 1832 niet meer voorhanden. Maar een eerste reconstructie aan de hand van het archief van het kadaster levert de volgende plattegrond met gebouwen op. Een opvallend gegeven is dat het centrum van Schouwbroek tot omstreeks 1885 een driehoekig pleintje was omgeven door boerderijen. Bij de aanleg van de Willemstraat is het driehoekig pleintje verdwenen.11
Opmerkelijk is de straatnaam Draaiboomstraat. Bekend is dat de open ruimte (in dit geval met een driehoekige vorm) tussen de geclusterde boerderijen met hekken kon worden afgesloten. Al in de middeleeuwen worden ze ‘ynden’ genoemd, later verschijnen namen zoals schutboom of draaiboom. Kennelijk stond er vooraan in de Draaiboomstraat een dergelijk hekwerk. Hiermee wordt ook duidelijk dat de enkele hoeve Ten Broek na een aantal eeuwen was uitgegroeid tot een compacte buurtschap. De naam ontwikkelde van Ten Broek, via Scaubroek tot Schouwbroek.
De watermolen op de Gender
Bij het goed Ten Broek behoorde, zoals we al zagen, een watermolen. Die zal in de directe nabijheid van Ten Broek op het riviertje de Gender hebben gestaan. Het gaat om een kleine watermolen op een relatief kleine beek. Dat betekent dat er geen grote waterwerken nodig zijn, zoals bij watermolens op de Dommel. Daar moet een omleiding worden aangelegd met een sluizensysteem, om te voorkomen dat de watermolen ‘wegspoelt’ in het geval van grote watertoevoer. Bij kleine watermolens is het voldoende om stroomopwaarts water op te kunnen stuwen en te verzamelen in een waterdepot. Zodra er voldoende water is kan er weer gemalen worden. Veel kleine watermolens zijn ook wintermolens, die alleen in het winterseizoen voldoende water kunnen opstuwen. In de zomer moeten de beemden stroomopwaarts als hooilanden gebruikt kunnen worden.
Om water op te kunnen stuwen, moet de beek afgedamd kunnen worden. Plaatsen waar dat het makkelijkst is, zijn de plekken waar het beekdal op zijn smalst is. Voor een gunstige plaats voor een watermolen moet dan bovendien direct stroomopwaarts het dal juist breder zijn om een groot waterdepot te kunnen opstuwen. Als we nu naar de geomorfologie van het dal van de Gender kijken, dan zien we een dergelijke plek iets ten westen van Schouwbroek, waar het goed Ten Broek gelocaliseerd kan worden. Het kaartje is een vereenvoudigde geomorfologische kaart.12. Een rode pijl op het kaartje wijst naar een vernauwing in het donkerbruine beekdal. Stroomopwaarts daarvan (zuidwestelijk) is het beekdal weer een stuk breder. Geschikt voor een watermolen dus.
Plaatsen waar een beekdal op zijn smalst is zijn tevens ook ideale plaatsen om een natuurlijke beek over te steken. We zien in de praktijk van watermolens dan ook heel vaak dat op een plek waar een watermolen ligt, ook een doorgaande weg de betreffende beek kruist. Dat blijkt ook hier het geval. De oude verbindingsweg tussen Strijp en Gestel kruist op deze plaats de Gender. Op oudere topografische kaarten is die weg nog zichtbaar. In het stedelijk landschap van tegenwoordig is dat niet meer herkenbaar al is het maar om de dodeenvoudige reden dat de Gender volledig gedempt is ter plekke.
De watermolen is al lang verdwenen. We zagen hiervoor al dat in 1438 de watermolen al moeilijk functioneerde. Niet lang daarna moet hij in onbruik geraakt zijn. In het Strickgrefier, dat in het begin van de 16de eeuw werd aangelegd, komt de watermolen, als onderdeel van het leengoed Ten Broek niet meer voor. Omstreeks 1500 was de molen kennelijk al verdwenen. De verbindingsweg echter is blijven bestaan. Ter plaatse werd een brug, een zogenaamde vonder aangelegd. De weg ernaar toe heette al lang geen Molendijk meer, maar de Vonderweg. Van die oude Vonderweg resteert nog een klein stukje dat nu het Vonderke heet, maar de gehele stadswijk ter plaatse heeft de naam Vonderkwartier er aan te danken. Ook de moderne brede Vonderweg is er naar genoemd.
In 1886 werd een kadasterkaartje getekend in verband met de toen net aangelegde Willemstraat. Die vormde de nieuwe verbinding tussen het centrum van Eindhoven en Strijp. De oude verbinding verliep via de huidige Gagelweg. Op datzelfde kaartje staat de oude verbinding tussen Strijp en Gestel aangegeven. Juist ten zuiden van de Willemstraat kruist die weg de Gender. Dat is de plaats van de oude vonder. Aan de westkant van de vonder (stroomopwaarts) moet de verdwenen watermolen van Strijp worden gelocaliseerd.
Jan Timmers, Gemert, juni 2021
Noten
- De gegevens zijn ontleend aan Martien van Asseldonk, De Meierij van ’s-Hertogenbosch. De evolutie van plaatselijk bestuur, bestuurlijke indeling en dorpsgrenzen, circa 1200-1832, bijlage 24 en aan L. Galesloot, Le livre des feudataires de Jean III, duc de Brabant, Bruzelles 1865.
- H.P.H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312. I De Meierij van ’s-Hertogenbosch (met de heerlijkheid Gemert) (’s-Gravenhage 1979), oorkonde nr 632 en Archief Kommanderij van de Duitse Orde Gemert inv nr. 865
- Camps nr 714
- Mr. Dr. L. de Gou, Het geslacht Van den Broeck, Jaarboek CBG 1967, blz.29-57
- BHIC, toegang 19, inv nr 1111
- Bossche Protocollen R1208 f117
- aldus een aantekening van F. Smulders op de fiches van de Bossche Protocollen, Stadsarchief Den Bosch.
- Bossche Protocollen, R1199 f60, 1428-1429
- Bossche Protocollen R1199 f85v
- Voor de topografische kaarten zie www.topotijdreis.nl
- archief van het kadaster, met name hulpkaart Strijp A 121
- Nico Arts, Stad en platteland op het zand, Eindhoven 2020.