De oudste boerderijen: houtbouw

Inleiding
Boerderijen als gebouw gaan samen met landbouw. Vanaf de tijd dat mensen landbouwers zijn geworden worden er boerderijen gebouwd. Voorheen waren dat doorgaans woonstalhuizen, gebouwen waar het wonen en het stallen van vee gecombineerd worden onder één dak. Rondom de boerderij ligt het erf en op het erf worden, ook al in de prehistorie, vaak bijgebouwen geplaatst. De boerderij zelf is en blijft het hoofdgebouw en daar richten we ons op.

Archeologen hebben al diverse woonstalhuizen uit ons verleden opgegraven. Wat dan van de boerderij zelf wordt teruggevonden beperkt zich vaak tot zogenaamde paalgaten. Het zijn de gaten die gegraven worden om daarin houten staanders of stijlen te zetten. Bovengronds zullen die stijlen op diverse manieren onderling met balken verbonden zijn geweest zodat gebinten ontstaan, die het dak kunnen dragen en ook de basis vormen voor de wanden van het gebouw. De plattegrond van paalgaten geeft informatie over de vorm en afmetingen van het gebouw. De vorm van de paalgaten kan ook iets prijsgeven over de manier waarop de stijlen werden ingegraven, maar hoe zo’n woonstalhuis er bovengronds uitzag is archeologisch moeilijk te bepalen. Reconstructies van de opbouw, de gebinten, de dakconstructie en de wanden blijven goeddeels hypothesen.

Over boerderijen uit de middeleeuwen is inmiddels wat meer bekend, omdat soms, in uitzonderlijke situaties, ook bovengrondse delen bewaard zijn gebleven. Zo is van de Armenhoeve op Aarle in Best een deel van de houtconstructie uit 1263 bewaard gebleven en van een boerderij in Vessem is zelfs het merendeel van de hoofdconstructie uit 1390 nog aanwezig. Bovengrondse onderdelen van boerderijen van ná de middeleeuwen zijn talrijk. In de loop van hun bestaan zijn ze diverse keren verbouwd en aangepast aan nieuwe wensen en eisen. Door het onderzoeken van nog bestaande boerderijen kan de bouwhistorie ervan worden achterhaald, waardoor we langzaamaan steeds beter geïnformeerd worden over de ontwikkeling van de Brabantse boerderij.

Diverse mensen hebben zich al beziggehouden met onderzoek naar de bouw en de vorm van Brabantse boerderijen. Daaruit is een redelijk eenduidig beeld ontstaan van het type boerderijen in Brabant en de ontwikkeling daarin. Algemeen is men van mening dat het in het verleden ging om boerderijen, waarbij het dak niet gedragen wordt door bakstenen gevels, maar door een houtconstructie bestaande uit een aantal onderling gekoppelde gebinten. De algemene opvatting is dat in ieder geval vanaf de 16de eeuw een houtskelet op basis van ankerbalkgebinten de kern is van de toen gangbare boerderijen. Misschien ook al aan het eind van de middeleeuwen. Dit type boerderij wordt doorgaans hallehuis genoemd. Maatschappelijke ontwikkelingen en technische vooruitgang hebben ertoe geleid dat de boerderij langzaamaan meer bedrijfsruimte krijgt, meer wooncomfort gaat bieden en er ook anders uit gaat zien.

Een houtskelet met gebinten
De hoofdconstructie van oude boerderijen is een houtskelet met gebinten. Bij de meeste Brabantse boerderijen zijn dat ankerbalkgebinten.

Een ankerbalkgebint naar een tekening van Bernard van Dam.

Een ankerbalkgebint is samengesteld uit twee verticale houten stijlen op een afstand die uiteen kan lopen van ca 3 meter tot (uitzonderlijk) wel 5 meter. Tussen de stijlen is op ongeveer 2/3 hoogte een horizontale ankerbalk aanwezig. De stijlen lopen dus boven de ankerbalk nog een stuk naar boven door. Alle onderdelen worden met pen-en-gatverbindingen aan elkaar bevestigd. De pen van de ankerbalk steekt dwars door het gat in de stijlen en wordt aan de buitenzijde met één of twee houten spieën verankerd. Vandaar de naam ankerbalkgebint. Met behulp van extra schuine verbindingen, zogenaamde schoren of korbelen, wordt het geheel tot een stevig gebint. De afmetingen van de gebinten kunnen uiteenlopen. Bij kleine hallehuizen ligt de ankerbalk op ruim 2 meter hoogte. Bij grote boerderijen kan de hoogte van de ankerbalk oplopen tot wel 3 meter.

Het gehele houtskelet wordt opgebouwd door een aantal ankerbalkgebinten achter elkaar te plaatsen. De gebinten worden onderling verbonden in de lengterichting door twee balken die boven over de gebintstijlen heen lopen, de zogenaamde wormen. In de vakliteratuur wordt hiervoor de term ‘gebintplaat’ gebruikt. Wij geven de voorkeur aan de Brabantse benaming ‘worm’.

Een oud houtskelet wordt hergebruikt en opnieuw opgebouwd. Op de foto drie ankerbalkgebinten achter elkaar, in de lengterichting verbonden door twee wormen over de gebintstijlen heen.
Een half gesloopte boerderij met een oud houtskelet. We zien vier gebinten achter elkaar met daarbovenop de wormen aan elke kant van de boerderij. Op de wormen staan de daksporen.

Sporadisch komen bij oude boerderijen ook andere dan ankerbalkgebinten voor. In een relatief jong uitziende boerderij in Vessem heeft Herman Strijbos een nagenoeg compleet houtskelet uit 1390 teruggevonden. Een aantal gebinten blijken ankerbalkgebinten te zijn, zoals hiervoor beschreven, maar er zijn ook andere. De afwijkende gebinten hebben niet één ankerbalk, maar twee boven elkaar. De bovenste zit nagenoeg ter hoogte van de top van de stijlen. Ook bij de oudste boerderij van Nederland, de Armenhoeve in Best, komen ankerbalkgebinten voor met twee ankerbalken. Ze horen bij een verbouwing uit het begin van de 16de eeuw. Nog opvallender bij die boerderij is dat de oudste gebinten, die uit 1263 dateren, geen dwarsgebinten zijn, maar langsgebinten. Bij de bouw in 1263 werden eerst gebinten in de lengterichting opgericht, die daarna met dwarsliggende balken zijn verbonden.

Het houtskelet van de Armenhoeve in Best. Helemaal aan de rechterkant een restant van een langsgebint uit 1263 met twee gespannen van daksporen. We zien ook “gewone” ankerbalkgebinten, naast gebinten met twee ankerbalken. Aan de linkerkant een grote staloverstek. (tekening John van Lierop).

We weten nog niet zo heel veel van de Brabantse boerderijen aan het eind van de middeleeuwen, maar uit de voorbeelden die we kennen blijkt dat er dan nog flink geëxperimenteerd wordt met de houtconstructie. Vanaf de middeleeuwen wordt het houtskelet op basis van ankerbalkgebinten de gebruikelijke constructie.

Het houtskelet van boerderijen van boven tot onder: Vessem (1390), Hilvarenbeek (1450-1500), Tongelre (1583), Hilvarenbeek (ca 1500)
Boerderij in het openluchtmuseum Bokrijk. Het woongedeelte heeft vitselstekwanden en een uitkragend zolderfront (en geen zijbeuken).